Draai om je oren
Jazz en meer - Interview



home  
    
    
 

Gerard Ammerlaan :
"Ik ben geen blazer, ik ben een roker."

Hij is een componist die ervan houdt amateurs te koppelen aan beroepsmusici, om het even of die in jazz, klassieke muziek of niet-westerse muziek werkzaam zijn. Gerard Ammerlaan is een bruggenbouwer.

door Eddy Determeyer, maart 2007

"Op straat," herhaalt hij niet-begrijpend. De verslaggever herinnert componist Gerard Ammerlaan (54) eraan dat hij zijn muzikale loopbaan ooit daar begon, in Pijnacker. "Ja ja, (het begint te dagen) je bedoelt de fanfare. Volgens mij heette die Sint Jan en die zat in het parochiehuis; dat was hartstikke rooms. Ik ben daar begonnen op een hoorn. Toen dat niet lukte, zeiden ze mij: nou, doe bugel. Ben ik bugel gaan doen. Nou, daar werd ik helemáál raar van. En toen ben ik gaan trommelen. Dat was toch wel leuker. Niet zo lang. Die trommels zijn wel in mijn muziek teruggekomen; de ritmiek blijft. Ik heb heel veel later ook nog wel eens geprobeerd om naast de bas de tuba te doen. En ook daar... nee, ik ben geen blazer, dat is wel duidelijk. Ik ben een roker." (Lacht)

Onmogelijke stukken
Na Fanfare Sint Jan volgden onder meer de popgroep Stadium ("Miles Davis-achtige dingen en Pink Floyd") en het theatergezelschap Dogtroep, voordat Ammerlaan in Groningen neerstreek. Daar bleek hij al snel een aanwinst voor de plaatselijke jazzscene. In die roerige late jaren zeventig speelde hij nog basgitaar, onder meer in de freefunkgroep De Noodband, en - wat later - contrabas. Tegenwoordig ligt de bas op zolder te verstoffen, aangezien hij zich vrijwel uitsluitend met componeren bezighoudt. Veelal voor klassieke gezelschappen, zoals het Mondriaan Kwartet en het Nederlands Blazers Ensemble, maar sedert tien jaar schrijft Ammerlaan ook voor amateurkorpsen. Dat begon met de performance 'Inter Canem et Lupum', waarin hij de Provinciale Brassband Groningen koppelde aan West-Afrikaanse trommelaars, doedelzakspelers en jazzmuzikanten. Hoe reageren brassbandspelers op deze voor hen toch wat minder gebruikelijke combinaties en repertoire?

"In het begin is het even wennen voor ze," beaamt de componist. "Van: wat doen we hier? Maar ze hebben jaarlijks wedstrijden, concoursen, en daar worden soms ook onmogelijke stukken, nou, niet onmogelijk, maar pittige dingen gespeeld. En dat is ook altijd eerst even steigeren: moeten we dit allemaal doen? En vooral een Engelse aangelegenheid. Het zijn vaak Engelsen die voor de brassbands voor de concoursen de verplichte stukken maken."

Hokjesgeest
Afgelopen zomer zocht Gerard Ammerlaan het hogerop. In het kader van een festival dat zich op karakteristieke daken in de Groninger binnenstad afspeelde, componeerde hij werk voor de Provinciale Brassband en voor Hedon, uit Zuidwolde. "Die lenen vaak musici van elkaar, want ook daar heb je zo langzamerhand, net als bij klassieke orkesten, remplaçanten."

"Ze werken wekelijks en volgens mij moeten ze zich buiten de gezamenlijke repetities ook individueel nog goed voorbereiden. Het is een serieuze zaak; je kunt ze toch behoorlijk wat voorzetten. En zoals ik net zei, soms is er vooraf iets van: goh, moeten we dat doen en wat is dit? Eenmaal erdoorheen is het dik in orde. De Provinciale Brassband heeft jaarlijks een uitvoering, hier in Hoogezand. Dat programma wordt ook steeds beter. In het begin mixte men er van die amusementsmuziek door. Dat verdwijnt langzamerhand. Het wordt steeds serieuzer; dat is zeker een goede ontwikkeling. Dat is vergelijkbaar met destijds de bigbands, die allemaal hetzelfde repertoire speelden."

Hoewel Gerard Ammerlaan inmiddels een jaar of vijftien voor amateurs en professionals schrijft, voor klassieke muzikanten en jazzmuzikanten, ziet hij de hokjesgeest niet verdwijnen. Integendeel. "Al die kleine muziekwerelden blijven op zich staan, valt me steeds meer op. Het is erg lastig om daar een fusie in te krijgen," luidt zijn evaluatie. Juist omdat hij zich in al die wereldjes beweegt, ziet hij de neiging om te blijven zitten waar je zit, van dichtbij. "Ik weet nog wel, bij mijn Werkman-opera zaten de orkestleden met hun oren dicht, omdat die trommels ernaast stonden. Eer je dat om hebt... pff."

"Ik heb altijd wel gezegd, die klassieke musici hebben een fantastische bagage. Als daar op de een of andere manier een knop om te krijgen is, dan heb je geweldige musici. En het is mij ook altijd opgevallen dat gitaristen die elektrisch zijn gaan spelen, maar een klassieke opleiding hebben gehad en die klassieke kant hebben losgelaten, gewéldig improviseren. Heel anders dan bij de tegenwoordige Lichte Muziek-opleiding."

"Het componeren op zich ontstaat ook hoofdzakelijk vanuit improvisatie. En ik neem aan dat Bach – van Mozart is het bekend – maar dat Bach net zo goed heel veel heeft geïmproviseerd."

Hazes, N'Dour, Stotijn
De laatste jaren is het bon ton geworden dat liefhebbers en beoefenaars van de 'hogere' kunsten gezellig bij de 'lagere' varianten komen aanschurken. Dat is op zich wellicht een waardevolle ontwikkeling, maar inmiddels lijkt het erop dat alle verschillen weggewalst zijn. André Hazes zou even relevant en waardevol zijn als pak 'm beet, Youssou N'Dour of Christianne Stotijn. Je kijkt eerst een uurtje naar Horizon en dan zap je gezellig door naar Joling & Gordon.

Met zijn achtergrond in brassbands, popgroepen en funkjazz-ensembles lag het voor Gerard Ammerlaan voor de hand bruggen te slaan tussen deze genres en de 'serieuze' toonkunst. Zo vervaardigde hij in 1994 het stuk 'Hals Over Kop' voor het Brouwers Accordeon Orkest en zong mezzosopraan Lucia Meeuwsen een jaar later met Ammerlaans Octet in diens compositie 'Third Stream, First Love'. Dat laatste stuk was een soort liefdesbetuiging aan de zogeheten Third Stream-muziek van rond 1960, een poging om jazzsolisten in het symfonische idioom te integreren.

Voornamelijk wanneer Ammerlaans projecten zich in de openlucht afspelen, doorgaans in het kader van een zomerfestival, trekken ze een groot publiek. "Toch," benadrukt hij, "kan ik daar mijn eigen dingen wel in kwijt. En dat is wel weer aardig. Het is niet aangepast."

Achter Jan Smit aan
Nederland is de afgelopen twintig, dertig jaar ongelooflijk veel rijker, veel verwender geworden wat muziek betreft. Was je in de jaren zeventig nog een buitenbeentje als je naar optredens van de Cubaanse zangeres Celia Cruz ging of lp's kocht van de Zaïrese bandleider Franco, nu kun je de radio niet meer aanzetten of je hoort rai, al dan niet gepimpt met rap en bugulú. "Die wereld is een stuk kleiner geworden. Iedereen heeft alles gehoord inmiddels, of kán alles gehoord hebben. Aan de andere kant heb ik ook wel iets van: je moet er niet achteraan rennen. Want dat gebeurt ook, hè. Uit een soort van..., ja, ik weet niet wat daar achter zit. Je ziet dan mensen plotseling een switch maken: laten we wat Afrikanen erbij doen. Dat is ook aan de hand. Dat vind ik wel jammer."

Het positieve aan deze ontwikkeling is, dat jongeren tegenwoordig niet gauw iets te extreem vinden. Als er maar een toffe beat onder zit. In de dominante urban-cultuur hebben Arabische melismatische gezangen zich broederlijk naast vioolorkesten uit Bollywood genesteld. Muziek zou wel eens de bindende factor kunnen zijn in een wereld die ook in cultureel opzicht explodeert. "Dat is ook maar weer een deel, hè," relativeert Ammerlaan het optimisme van de verslaggever. "Want er is ook een heel grote groep jongeren die bijvoorbeeld achter Jan Smit aanrent. Dat is ook een hele bevolkingsgroep. Ook bij de jeugd zit het behoorlijk gescheiden, valt me op. Iemand die inderdaad, laten we Jan Smit maar even vasthouden, daar achteraan rent, die heeft dus helemaal niets met dat urban gedoe. En omgekeerd ook niet, natuurlijk."

Toch, houdt de verslaggever vol, zouden overheid en volksvertegenwoordigers er beter aan doen, integratie op het muzikale vlak te bevorderen dan erop te hameren dat er zulke onoverbrugbare verschillen bestaan tussen ons en die enge muzelmannen.

Mammoettanker
Ook de kamermuziekcultuur, het Nederlands Blazers Ensemble voorop, speelt inmiddels in op de verkleuring van het land. Zoals je waarschijnlijk mag verwachten, loopt men in de symfonische wereld bij voorkeur een stapje of wat achter de ontwikkelingen aan. Om ons te bepalen tot het Noord-Nederlandse Orkest in Ammerlaans woonplaats Groningen: dat heeft zijn teen in het verleden al eens voorzichtig in de popvijver gestoken met een Queen-programma. Momenteel is men met de voorbereiding van een Pink Floyd-project bezig. Dus veel meer dan een jaartje of veertig van de actualiteit verwijderd zijn ze niet in Groningen.

"Ik heb een keer een stuk voor ze geschreven. Dat werd in een programma van Henk Meutgeert-arrangementen voor Trijntje Oosterhuis ingebed. Ik had gehoopt daar toch ook weer een punt te kunnen zetten, moet ik zeggen. Maar goed, er werd veel aandacht aan het andere repertoire besteed, waardoor dit stuk een beetje ondergesneeuwd raakte. Om maar aan te geven: ze willen toch ook andere dingen. Het is een mammoettanker die moet keren."

Voorlopig heeft Gerard Ammerlaan zijn hoop gevestigd op projecten met een meer incidenteel karakter. Zo is hij momenteel een compositie aan het voorbereiden die op en om het water uitgevoerd gaat worden. Meer precies: rond de befaamde middeleeuwse hangende keukens boven het Damsterdiep in Appingedam. Dat gaat in 2008 plaatsvinden. Zoals gebruikelijk in zijn stukken, heeft Ammerlaan weer amateurmuzikanten met professionele orkesten en vocalisten gecombineerd. Er zullen wel weer wat wenkbrauwen gefronst worden, als de partituur op de lessenaars ligt.

Bezoek de website van Gerard Ammerlaan voor meer informatie.