Draai om je oren
Jazz en meer - Artikel



home  
    
    
 

Rein de Graaff's Bebop Boek
De vrolijk klinkende Wynton Kelly

"Wynton Kelly - piano", een zinsnede die op heel wat platenhoezen was te lezen, zullen we alleen nog op heruitgaven tegenkomen, want Wynton is dood. Op 12 april 1971 overleed hij, nog geen veertig jaar oud, op z’n hotelkamer in Toronto, waarschijnlijk tengevolge van een epileptische aanval.

door Rein de Graaff

Wynton KellyDe eerste opname die ik van hem hoorde, was een Blue Note-plaat uit 1954 met Jay Jay Johnson, Charles Mingus en Kenny Clarke. Kelly had toen al heel wat muzikale ervaring opgedaan. Hij werd 2 december 1931 op het eiland Jamaica geboren. Enkele jaren daarna verhuisde hij naar New York, waar hij opgroeide in Brooklyn. Al in 1943 werd hij professional en met de band van Ray Abrams ging hij op tournee door het Caribische gebied. In 1949 maakte hij met de groep van de New Yorkse bop/comedian-vocalist Babs Gonzales een van z'n eerste platen, waarop ook Sonny Rollins te horen is.

Na drie jaar als vaste begeleider van Dinah Washington verdween hij in 1952 in militaire dienst. Na zijn ontslag in juni '54 treffen we hem aan bij Dizzy Gillespie. Tot die tijd kende eigenlijk niemand de pianist. Hij was een bescheiden sideman die een sterk persoonlijke speelwijze aanhing. Toch had hij in die tijd al een aantal platen gemaakt: enkele opnamen met Johnny Griffin ('lntroducing' en 'A Blowing Session'), de reeds eerder genoemde plaat met Jay Jay Johnson voor Blue Note en voor Prestige onder meer een lp met Art Farmer, die later als 'Early Art' opnieuw werd uitgebracht. Als je hem na het beluisteren van deze platen per se met iemand wilt vergelijken, doet hij nog het meest aan Hank Jones denken, hoewel Kelly's toucher veel gespierder is. Wat verder opvalt, is dat hij zo geweldig exact speelt. Elke noot die hij wil spelen, speelt hij ook, dit in tegenstelling tot tijdgenoten als Walter Davis jr. en Walter Bishop (vergelijk ook de latere Bud Powell), waarbij de luisteraar in z'n gedachten een groot deel eraan toe moet voegen. Ook mist hij het verbetene van de 'exacte' boppianisten als bijvoorbeeld Barry Harris.

Aan het einde van de jaren vijftig werd Kelly plotseling bekend door zijn toetreding tot de Miles Davis-groep. 'The Quintet' (Davis, John Coltrane, Red Garland, Paul Chambers en Philly Joe Jones) was inmiddels uitgebreid tot sextet door toevoeging van Cannonball Adderley. Bill Evans had de plaats ingenomen van Garland. Het merendeel van het repertoire bestond uit een soort romantische, modale muziek (zoals te horen op 'Kind of Blue'). Davis was destijds zeer onder de indruk van de harmonische kwaliteiten van Evans. Toen bleek dat laatstgenoemde in de wat hardere stukken ('Milestones', 'Dr. Jekyl') niet meer in het geheel paste, werd Wynton Kelly zijn opvolger. Immers, Kelly was harmonisch veel moderner gaan spelen en bovendien bleek hij zowel in ballads als in snelle nummers een ideale begeleider te zijn.

Wynton KellyIn 1960 konden we hem zien en horen met Miles Davis, die dat jaar tweemaal in ons land optrad. De vaderlandse jazzkritiek die het 'Bye Bye Blackbird-sfeertje' verwachtte, werd geschokt door dorische schema's en zeer boosaardige geluiden van Davis en Coltrane. (Cannonball had de groep inmiddels verlaten). 'Toekomstmuziek', 'tragi-komische waanzin' en 'Coltrane, pionier of patiënt?' waren de reacties op het roemruchte Kurhaus-concert van april '60. Dit optreden werd in het kader van de toenmalige 'VARA-jazzweek' live uitgezonden, en er zijn nog altijd enkele mensen in ons land die in het bezit zijn van een bandopname hiervan, waarbij we kunnen horen hoe voortreffelijk Wynton Kelly toen speelde. Het eerste deel van het concert is op Unique Records, een bootleglabel, uitgebracht. Sony nam alleen het zeventien minuten durende 'So What' in een Collector's Edition op.

De sound van de Davis-ritmesectie was mede onder invloed van Kelly in de loop der jaren veranderd. Van de keiharde, brutale speelwijze (met Garland en Philly Joe) via de melancholieke opvatting (met Bill Evans en de opvolger van Jones, Jimmy Cobb) werd het trio een gemoedelijker, vrolijker klinkende unit, waarbij de swing op de eerste plaats kwam te staan. En het spel van Kelly is vrolijk en swingend. Het optimisme straalt je tegemoet. Ik weet nog goed dat velen hem in die tijd te luchtig vonden spelen, te Erroll Garnerig, Basie-achtig. Maar voor mij was Kelly gewoon het vrolijke element in de vaak gespannen en zwaarwichtig klinkende Davis-groep.

Bij het afdraaien van de Kurhaus-band is het duidelijk te horen dat Kelly's timing en fraseringen afkomstig zijn uit de bop, maar dat de scherpe kanten er afgesleten zijn; het is harmonisch moderner en het zijn ook niet meer allemaal bop-clichés. Langzamerhand zal hij groeien naar zijn belangrijkste functie in de geschiedenis van de jazzpiano: de schakel tussen de bop-pianisten en de McCoy Tyner-school.

Wynton KellyIn 1963 verlieten Kelly, Chambers en Cobb het Miles Davis Quintet, om samen als het Wynton Kelly Trio hun geluk te beproeven. Vanaf 1959 had dit drietal zich al verdienstelijk gemaakt door als begeleidingsgroep te fungeren voor vele musici op even zovele platen. Ik denk bijvoorbeeld aan de opnamen op Riverside met Johnny Griffin en Wes Montgomery en met niet zo bekende figuren als de trompettist Don Sleet en de werkelijk geweldige tenorsaxofonist Walter Benton, die in 2000 overleden is.

Dan komen de opnamen voor Verve met Wes Montgomery en Kenny Burrell, twee musici met wie Kelly ook regelmatig in clubs optrad. Ook werden er nog twee trio-lp's opgenomen (voor Verve en Milestone). De laatste plaat van Wynton Kelly is 'Love' met Dexter Gordon (op Prestige). Op 12 april 1971 moet hij in Toronto optreden. Na lange tijd op hem gewacht te hebben, reppen de verontruste medemusici zich naar zijn hotel, waar ze hem levenloos aantreffen. Wynton Kelly is dood. Als zovele jazzmusici voor hem is ook hij begonnen aan zijn reis naar de vergetelheid.