Draai om je oren
Jazz en meer - Artikel



home  
    
    
 

Rein de Graaff's Bebop Boek
Kenny Dorham - Een middengewicht in de jazz Part 2

In aflevering 1 van 'Kenny Dorham - Een middengewicht in de jazz' werd zijn levensloop tot midden jaren vijftig beschreven. Hij heeft dan de Jazz Messengers verlaten, begint een eigen groep, gaat op tournee met de Birdland All Stars en wordt de opvolger van Clifford Brown, die bij een auto ongeluk om het leven komt, in het Max Roach Quintet met Sonny Rollins.

door Rein de Graaff

Kenny DorhamSonny Rollins verlaat na enige tijd Roach's kwintet en wordt in eerste instantie vervangen door Clifford Jordan, die vervolgens al heel snel wordt ingeruild voor Hank Mobley. Twee lp's zijn van deze combinatie gemaakt: 'Max Roach Plays Charlie Parker', zonder piano, en een paar weken later 'Max' voor het Argo-label in Chicago, waarbij pianist Ramsey Lewis als een soort noodoplossing fungeert. Hoewel hij wel aardig begeleidt, wordt Lewis vermorzeld tussen het geweld van de andere musici. Ondanks dat is 'Max' best een aardige plaat geworden. (Oplettende lezers zullen nu vast wel weten welke plaat bedoeld wordt. Hij werd later met een werkelijk afschuwelijke hoes in ons land heruitgebracht in de serie 'l Love Jazz On Chess'. Zag je in die tijd in een der uitverkoopbakken een afschuwelijke juffrouw met twee cymbalen met daaronder de kreet 'l Love Max', dan was dat de oorspronkelijk plaat 'Max', waarop Dorham erg goed speelt.

Eind 1958 valt deze groep uiteen. Mobley vertrekt naar Miles Davis. George Coleman en Booker Little gaan de frontlinie bij Roach vormen, en Dorham gaat nu eens lekker al die dingen doen waarin hij altijd al zin heeft gehad. Hij is inmiddels goede maatjes geworden met de heren van Riverside (in de tijd met Roach had hij namelijk verschillende aardig lopende lp's onder eigen naam gemaakt, bijvoorbeeld samen met Rollins en met de altijd droevig klinkende altist Ernie Henry). Zo weet Dorham het te versieren om een vocale lp te maken, 'Kenny Dorham Sings And Plays'. Hoewel dit natuurlijk muzikaal weinig te betekenen heeft, is het toch wel leuk om er even bij stil te staan.

Hetzelfde jaar, en ook het jaar daarop, is hij 's zomers aan te treffen als leraar op The School of Jazz in Lennox, Massachusetts. (Dorham: "Lennox was one of the best things that ever happened to me.") Ook in latere jaren zou hij zich veel met lesgeven bezighouden. Verder doet hij mee aan de befaamde Coltrane/Cecil Taylor-sessie voor United Artists en in april 1959 vertrekt hij samen met pianist Duke Jordan naar Parijs voor het opnemen van de door hem gecomponeerde muziek bij de film 'Un Témoin Dans La Ville'. Foto's uit het tijdschrift Jazz Hot tonen een chique geklede heer, compleet met hoed, wandelend op de Champs Élysées, waarin we met moeite Kenny Dorham herkennen.

Toen de filmopnamen achter de rug waren, volgde er nog een engagement in de Parijse club St. Germain, waar RCA twee avonden lang opnamen maakte, die tenslotte uitgebracht werden onder de naam van Barney Wilen, de tenorist van het gezelschap. Naast de beide blazers horen we Duke Jordan, bassist Paul Rovère en Daniel Humair, die eigenlijk Kenny Clarke verving op drums. De opnamen werden in een zeer ongedwongen sfeer gemaakt en dat is goed te horen. Dorham is op deze plaat geweldig op dreef. Meteen daarnaast valt de zeer Amerikaans klinkende Franse tenor Barney Wilen op, die ten tijde van deze opnamen pas 23 jaar was. Wilen werd een legende. Al heel jong was hij een wonderkind op tenor en speelde hij met allerlei grootheden. Hij maakte zelfs deel uit van de Jazz Messengers en van het Miles Davis Quintet, waarmee hij ook diverse platen maakte. Later is hij echter geheel van de scene verdwenen, al dook hij enkele jaren later weer op in free en straight-ahead jazzgroepen.

Terug in New York hield Dorham zich hoofdzakelijk bezig met lesgeven, al trad hij af en toe nog wel eens op in kwintetbezetting samen met de baritonsaxofonist Charles Davis. Op obscure labels (Jaro en Time) maakte het duo twee lp's. Charles Davis is overigens ook al zo'n vreselijk onderschatte figuur, hoewel hij zeer persoonlijk speelt. Hij valt niet te vergelijken met Mulligan en zijn sound is ook heel anders dan het mitrailleurgeluid van Pepper Adams. Davis speelt met soul en met een warme toon, en klinkt misschien nog het meest als Parker op bariton.

Op 13 november 1959 maakt Dorham zijn (volgens mij) beste plaat. Het is de lp 'Quiet Kenny' op Prestige, waarop hij wordt begeleid door Tommy Flanagan, Paul Chambers en Art Taylor. In kwartetbezetting dus. En dat is iets wat bij trompettisten maar weinig voorkomt. Gek is dat. Er zijn honderden tenor- of alt-plus-trio-platen, maar heel weinig trompet- kwartet-lp's. Misschien doordat een trompet alleen wat te iel klinkt? Op deze plaat is dat gelukkig geen probleem; Dorham speelt als een heel orkest. De titel geeft goed aan hoe de muziek én hoe Dorham is; zelfs in de snelle stukken gaat er een enorme rust van zijn muziek uit. Dit is absoluut Dorham op z'n best!

In de zomer van 1960 leidt hij een rehearsalband die elke zondagmiddag Dorham-arrangementen repeteert, waarin onder meer Nat Adderley, Lee Morgan en Cliff Jordan zitten. Dezelfde zomer maakt hij deel uit van de Newport Rebels die, uit protest tegen de commerciële opzet van het Newport Jazzfestival, hun eigen festival organiseren in de tuin van een hotel in Newport. Een allegaartje van musici speelt hier met elkaar, zoals Charles Mingus, Max Roach, Ornette Coleman, Walter Benton, Allen Eager en Roy Eldridge.

De jaren daarna speelt Dorham met verschillende saxofonisten, met wie hij ook in de platenstudio verschijnt, zoals bijvoorbeeld Jimmy Heath, Cliff Jordan, Frank Haynes, Rocky Boyd, Jackie McLean en Hank Mobley. Met de laatste maakt hij een voortreffelijke Blue Note plaat 'Whistle Stop', met Kenny Drew, Paul Chambers en Philly Joe Jones. Ook gaat hij op tournee door Zuid-Amerika met het Jazz Committee For Latin-American Affairs. In Brazilië komt hij in aanraking met de inheemse muziek van dit land, waarvan hij zeer onder de indruk is. Op zijn latere platen zal hij daardoor vele Braziliaanse ritmes gebruiken. Zelf zegt hij daarover: "South American music is warm and romantic. It never becomes monotonous."

In het begin van de jaren zestig horen we weinig van hem. Door gebrek aan werk trekt hij zich weer geheel uit de muziek terug en gaat hij werken op een suikerraffinaderij. Een ontmoeting in New York is echter van beslissende betekenis. Op een maandagavond - januari 1963 - in de Newyorkse club Birdland maakt hij kennis met een saxofonist die 's middags pas is gearriveerd, maar die het 's avonds maar meteen opneemt tegen Dexter Cordon: Joe Henderson. Dorham en Henderson kunnen het goed met elkaar vinden en besluiten samen te gaan spelen. Kenny Dorham is terug, voor de zoveelste maal, en gaat zich weer geheel aan de muziek wijden. "When you near that 40 mark, you realize how little you know, it makes you more conscious of the need to work harder."

Kenny Dorham - 'Una Mas'Het resultaat van de samenwerking tussen Dorham en Henderson is te vinden op een half dozijn Blue Note-platen, die in de komende jaren door het tweetal, steeds in wisselende bezettingen, gemaakt worden. Henderson: "We had some kind of vibration going. Even when we played unison lines, it seemed we breathed at the same time. That closeness came, I suppose, from the fact that I've liked his playing so long. Way before I came to New York, I'd hoped Kenny would be one of those I could play with." De ritmesecties op al deze platen bestaan meestal uit jonge musici die met een vrijere ritmische opvatting spelen, waardoor Dorham en Henderson alle ruimte krijgen. En wat voor musici! Wat te denken van Herbie Hancock, Butch Warren en Anthony Williams ('Una Mas'), Andrew Hill, Eddie Khan en Pete La Roca ('Our Thing”), of McCoy Tyner, Richard Davis en Elvin Jones ('In 'N Out'). Vooral de laatste plaat is een van de beste die beide musici gemaakt hebben.

In deze periode zal Dorham ook gaan samenspelen met wat meer avantgardistische musici: Andrew Hill, Eddie Blackwell en Eric Dolphy. Ondanks zijn vele platen moet hij door gebrek aan werk de muziek weer vaarwel zeggen. Van 1965 tot 1967 werkt hij achtereenvolgens in een postkantoor en als platenverkoper in de zaak van Sam Goody. Af en toe doet hij nog wel eens een one-nighter en ook gaat hij plaatrecensies voor het Amerikaanse jazzmagazine DownBeat schrijven. Toen ik eind '67 in New York was, heb ik Dorham eens zien spelen. Het was op een zaterdagmiddag in een armoedig zaaltje van de East Village Inn aan de Avenue A. Zijn begeleiders waren Chick Corea, Scotty Holt en Louis Hayes. Daar er op eigen risico-basis (de entreegelden waren voor de musici) werd gespeeld en er weinig bezoekers waren, tikte Dorham midden in een stuk af, liep langzaam naar de microfoon en deelde laconiek mee dat hij er maar mee ophield, omdat hij geen zin had om de hele middag voor vijf dollar te spelen.

Het zal zijn opgevallen dat ik over de periode tot 1964 zeer uitgebreid verteld heb, terwijl de tijd tot aan zijn dood in een paar zinnen wordt afgedaan. Dat heeft te maken met het feit dat hij zich in die eerste periode veel meer op de muziekscene heeft gemanifesteerd. Hij maakte namelijk deel uit van vaste groepen (Parker, Blakey, Roach). Daarna is hij hoofdzakelijk freelance actief geweest, al fungeerde hij af en toe als leider van een eigen groep, die meestal een kort leven was beschoren.

De laatste jaren van zijn leven waren niet bepaald de plezierigste. Zijn gezondheid ging steeds meer achteruit en hij kon nog maar heel af en toe optreden, daar hij een paar keer per week voor een nierspoeling naar het ziekenhuis moest. Samen met Hank Mobley trad hij nog wel eens op in het onderwereldmilieu van clubs als Minton's, eens het Mekka der modernisten. Ook kwam hij niet vaak meer in de platenstudio. Zijn laatste opnamen maakte hij voor Prestige. Een lp met Cedar Walton en één met het Barry Harris Sextet. Beide trouwens voortreffelijke platen.

Het spelen zelf zag hij ook niet meer zo zitten. Hij wilde zich het liefst alleen maar bezighouden met het geven van trompetlessen. "I don't care to be working in these clubs sweating all night," verklaarde hij in zijn laatste interview in de Melody Maker. Hij was erg verbitterd over zijn situatie: "You know the trouble with most of the younger musicians is that by what they say you think he's on the ball, but yet when he comes to play his horn, he ain't saying nothing. And they who can really play don't play in New York or they don't play... A lot of musicians are good politicians. They can't play, but they know who to get to. That's how they get the work and the publicity. I used to go around and solicit publicity, but it ever did anything as far as bookings were concerned."

Om de dure medische behandeling te betalen, organiseerde men in Brooklyn (Californië) en Boston benefietconcerten. Dorham: "The idea was that they always give memorials for guys when they die, but the musician himself doesn't get any benefit. This was different." In Boston was hij zelf aanwezig en de volgende avond zou hij spelen in New York. Halverwege dat optreden voelde hij zich onwel en werd hij door vrienden naar huis gebracht, waar hij de volgende ochtend (5 december 1972) zou overlijden. Op 8 december werd er in de St. Peter's Lutheran Church in Manhattan een rouwdienst gehouden, waaraan musici als Thad Jones, Jimmy Heath, Joe Newman en Cedar Walton meewerkten. lra Gitler sprak het afscheidswoord.