Draai om je oren
Festivalverslag



home  
    
    
 

De gekke bandjes van de Fietstour

Bij de ZomerJazzFietsTour numero 32 was er zoals vanouds geen gebrek aan gekke bandjes. Het gitaarduo Sleep Gunner met muziek van de legendarische country & westernzangers The Louvin Brothers. Lyrisch Laag van contrabasklarinettiste Fie Schouten, omringd door louter sonore brommers. Het duo Linus, met muziek om je bij neer te vlijen. Bijma, Oliver en Mulder, drie diva's uit de werelden van de stemkunst, de impro en de klassieken. Slavische meditaties door de Horn Guys onder leiding van rietblazer Michael Moore. Het tubaduo Oren Marshall-Michel Godard, voor wie geen geluid laag en goor genoeg is.

ZomerJazzFietsTour, 24 & 25 augustus 2018, diverse locaties, Groningen.
Een verslag door Eddy Determeyer, met foto's van Willem Schwertmann.

Maar het gekste bandje was in zekere zin hekkensluiter Bacchanalia van bassist Miguel Petrucelli, met free frontman Jon Dikeman op de tenor. Om te beginnen was het recept van de groep, met onwaarschijnlijke elementen als Italiaanse pre-Beatles pop, vroege Le Sony'Ra, elektrische Albert Ayler en stomende stonede ska, al behoorlijk bizar. En met dit (on)zalige brouwsel wisten de muzikanten de menigte in de feesttent te Garnwerd aardig in beweging te houden, ook nog eens.

Nu was die dansvloer al deskundig verhit door ir. Vendermeulen, bekend van de Amsterdamse Beatclub, met zijn soul en rock and roll op 45 toeren. Kennelijk was dit toch een wat meer toegankelijke dansmuziek dan het obscuurdere jaren-vijftig rhythm and blueswerk op 78 toeren van zijn voorgangers Swingmaster Sem en Yeah Man.

Over oude glorie gesproken: de dag was in diezelfde tent feestelijk van start gegaan met zonnige neo-kaseko van de Nazaten. In 1996, koud een jaar na hun oprichting, speelden de Nazaten (toen nog: Van Prins Hendrik) al op de ZJFT. Maar wie op grond daarvan misschien een ingedut, dan wel een zielloos geperfectioneerd gezelschap had verwacht, kwam bedrogen uit. Integendeel: de samenhang binnen het orkest kan eerder als nonchalant, aarzelend zelfs gekarakteriseerd worden. Maar als er dan na een flirt met naburige ritmen uit bijvoorbeeld Peru een traditioneel kasekoliedje wordt ingezet, trekt de ritmesectie gelijk weer zo strak als een snaar. Dan veert het gezelschap als een tweetakt limonadekarretje over het strand van Paramaribo, waar het wordt bestormd door vrolijk "Geen ganja! Ranja!" joelende jongelui. 'Have A Party', het slotstuk, groeide na een plechtige Donald Ayler-achtige inleiding door trompettist Setish Bindraban uit tot een slagwerkfestijn, waarbij de skratji-trommel van Chris Semmon mooi en subtiel versterkt werd door de sousafoon van Arno Bakker.

Het hoogtepunt van het festival, althans het mijne, was vroeg gekomen. De eerste band die op de Proloog speelde, op de vrijdagavond in Poppodium Simplon, was het trio Courtois/Erdmann/Fincker. Met geïsoleerde, agressieve en keiharde noten liet Vincent Courtois horen dat zijn cello volstrekt gelijkwaardig was aan de saxofoons van Daniel Erdmann en Robin Fincker. Al snel groeiden de losse noten uit tot een soort hymne, compleet met een bezwerende solo van tenorist Erdmann. Maar net als je voor jezelf hebt vastgesteld 'gossiemijne, wat spelen die gozers fantastisch unisono en wat een fraai abstract schilderwerk hebben we hier', deelt Courtois mee dat de stukken geïnspireerd zijn door de boeken van Jack London die het trio op zijn tournees leest. Op slag hoor en zie je dan glimmend nat asfalt in nachtelijk Londen, woest gekartelde bergruggen in Alaska, compleet met de bijbehorende dialogen. Spannend, dringend. Dat volksdansje vóór de toegift kon ik even niet thuisbrengen. Tasmanië? Of toch gewoon Oakland?

Ik vernam dat de set van het trio in de kloosterkerk van Aduard 's anderdaags nog een stuk indrukwekkender was. Een ander verzekerde mij dat het knap saai was geweest. Ik heb weer wat gemist, zoveel is zeker.

Angles 9, dat na de pauze in Simplon optrad, is drie keer zo groot, maar speelt een stuk losser. Die onbekommerde insteek, plus de melodische herhalingen, riepen herinneringen wakker aan de Brotherhood Of Breath van pianist Chris McGregor. De belangrijkste solisten van het orkest zijn trompettist Magnus Broo en altsaxofonist Martin Küchen, de oprichter van het Scandinavische ensemble. Broo schitterde met schetterende soli in de nobele traditie van Harry James en Maynard Ferguson. Küchen heeft er een handje van à la Willem Breuker het op zich reeds rondborstige geluid van de grote swingers en bluesblazers uit te vergroten en te karikaturiseren.

Het beeld van die luchtvloot van B-24's op weg naar de olieraffinaderijen van Ploiesti heb ik dacht ik al eens gebruikt. Maar omdat dat best een lange vlucht was, kan ik haar met gemak recycleren. Voor het Sequoia Bass Quartet van Klaus Kürvers, om te beginnen. 178 maal vier Twin Wasps op 24.000 voet, om de gedachten te bepalen. En zoals er op een gegeven moment door interferentie een soort golfpatroon in dat gonzen der motoren ontstaat, zo trad er bij de vier contrabassen ook een diversificatie op. En dat ging dan weer over in een getokkel en gekrijs dat een kippenhok van industriële omvang suggereerde.

In zijn impressie van een machinepark liet het kwartet zijn instrumenten klingelen, ketsen en zagen, waarbij de aangestreken kam van Meinrad Kneers instrument een periodiek schuren liet horen. Iets met een lopende band, zou ik als leek zeggen. Opmerkelijk was dat de sirene die de schaft aankondigde een paar keer moest overgaan vooraleer de muzikanten hun instrumenten daadwerkelijk neerlegden en hun handen aan hun pantalons afveegden.

Omelette Plays Ornette, zo heet het project waarmee altsaxofonist Tobias Klein en basgitarist Jasper Stadhouders de groep Prime Time herdenken. Mooi is dat de band niet alleen repertoire put uit de elektrische periode van altist en componist Ornette Coleman, doch ook materiaal uit de tijd van diens 'klassieke' kwartetten bewerkt. Gezegd moet worden dat de geest van O.C. aardig vaardig werd over het viertal. Tegelijkertijd gaven met name Stadhouders en gitarist Jeroen Kimman er een volstrekt eigen draai aan. Na al dat springerig gedoe deed een ballad als 'Song For Ché' weldadig aan.

Met hun dubbele drums vertonen Krupa & The Genes tribale trekjes. De ritmes van Stefan Kruger en Joost Patocka kunnen venijnig in elkaars staarten bijten. Het levert soundscapes op die schommelen van de mankende ritmes. Duke Ellingtons 'La Plus Belle Africaine' werd op die manier Encore Plus Belle. En mooi dat ze met gitarist Raphael Vanoli een compleet extra orkest in huis hebben gehaald. En soort uit de hand gelopen reddingsbootje.

Zo krachtdadig als de Genes door de tent in Garnwerd daverden, zo devoot diende het driemanschap Boeren/Delius/Hawkins honderd meter verderop in Hamminghs Doorrit zijn kamerjazz op. Cornettist Eric Boeren is een man van het kleine gebaar. Zijn muziek heeft veel lucht. Tijdens de eerste set liet Alexander Hawkins ook de huispiano van de Doorrit aan het woord, die schor bleek van de bonte avonden, moe van de polonaises en vals van het Hollands repertoire. Ondertussen dwaalde Tobias Delius met zijn klarinet door de ruimte, als prospector van de plekken met de staande golven. In de 'Creole Blues' toonde Boeren zich op zijn expressiefst. Stefan Kruger en Joost Patocka mogen zich dan zonen van Gene Krupa wanen, Eric Boeren heeft de genen van Rex Stewart. O zo!

Intussen resteerde de vraag: heeft de ZomerJazzFietsTour een pact met de duivel, in casu de weergoden gesloten? Want wat was er al niet voorspeld: een komen en gaan van hoosbuien, versterkt met donder en bliksem - zodat opvallend veel fietsers voor de auto hadden gekozen. En wat kregen we? Drie babybuitjes en een tocht terug naar de stad onder een vredige bijna volle maan.

Nu nog wachten op die wind mee-app.

Bekijk hier fotoverslagen van de ZomerJazzFietsTour 2018:
- fotoverslag Willem Schwertmann
- fotoverslag Maarten Jan Rieder