Draai om je oren
Concertrecensie



home  
    
    
 

Leve de lente!
The Spring Quartet, woensdag 26 maart 2014, De Bijloke, Gent

Er doen geruchten de ronde dat de lente zou zijn aangebroken. Niet alleen zou die inmiddels doorgedrongen zijn tot vele Vlaamse velden, bossen en parken: ook binnen de muren van de Gentse Bijloke woei op deze dag naar men zegt een lentebries dankzij The Spring Quartet. Het all star-kwartet, bestaande uit drummer Jack DeJohnette, saxofonist Joe Lovano, bassiste Esperanza Spalding en toetsenist Leo Genovese, zette de uitverkochte concertzaal niet in vuur en vlam, maar illustreerde dat op het laten openbloeien van ideeën geen leeftijd staat.

door Jan Jakob Delanoye
foto's: Cees van de Ven

Vaak gebeurt het niet dat een kwartet evenveel oude rotten telt als frisse hoentjes. Een der uitzonderingen binnen het jazzlandschap is echter The Spring Quartet. Tot de categorie 'frisse hoentjes' behoort Esperanza Spalding in ieder geval; getooid in een lichtgekleurde hoofddoek met een vrolijk motief en voorzien van lichtgroene sportschoenen leek het even alsof de lente zelf het podium van de Bijloke kwam opgewandeld. Haar verschijning vertederde nog meer wanneer ze zong: haar gelaat vertrokken in een geconcentreerde grimas, terwijl haar stembanden feilloos klanken produceerden gelegen in het sopraanregister. Het contrast met de even jeugdige Leo Genovese was opmerkelijk: uitgerust met een ongewassen, ongekamde baard liet de Argentijn een slordige indruk. Afgaan op een eerste indruk is echter niet verstandig: Genovese is al jarenlang een vaste partner binnen Spaldings projecten en inderdaad slaagde hij er zonder veel problemen in mee te draaien binnen het kwartet. Met Joe Lovano en frontman Jack DeJohnette zetelen daar overigens twee levende legenden in, die allicht geen introductie behoeven. Een cd nam The Spring Quartet nog niet op en het is maar de vraag of die er komt. De vier muzikanten streefden in de Bijloke immers niet naar een graad van perfectie; ze creëerden op podium, kozen voor het avontuur en maakten het zich niet comfortabel conform gemaakte afspraken. Zo werd hun bijna twee uur durende set geen voorgekauwd nummer, maar vergde het voortdurend concentratie en bereidwilligheid om in de vier eigenzinnige denkpatronen cohesie te zoeken. Zelfs als de focus binnen het kwartet soms zoek raakte, pikten DeJohnette, Lovano, Spalding en Genovese de draad uiteindelijk weer op. Als de lente een jaargetijde is waarin het oude plaats ruimt voor het nieuwe, dan speelde The Spring Quartet daar een ideale soundtrack bij. Niet elke bloem werd uiteindelijk even volmaakt, maar haar telkens zien en horen rijpen was een belevenis.

De versterking tijdens jazzconcerten vormt in de Bijloke zelden een probleem. Het is een van de weinige grote zalen waarin het publiek het gevoel kan krijgen naar een akoestische set te luisteren, zó verfijnd weet men doorgaands de knoppen te bedienen. Anders was dat bij The Spring Quartet, misschien omdat ook de achterste rijen van een tot de nok gevulde concertzaal alle details moest horen. Hoe dan ook werd Genovese's klavier wat te mechanisch versterkt en zat die nogal achteraan in de geluidsmix, volledig overstemd door alle andere partijen. DeJohnette's drums waren dan weer erg prominent, misschien zelfs op het overdrevene af. De melodische slagkracht van Lovano, ondersteund door Spaldings hobbelige lijnen, moest voortdurend opboksen tegen de input van de drummer. Zou dat de reden zijn voor het feit dat Lovano telkens weer met de spierballen rolde en de muziek bijna nooit heel klein en verfijnd liet worden? Niemand twijfelt eraan dat Lovano als geen ander ballades kan spelen. Wie met romantische ideeën naar de Bijloke kwam afgezakt, bleef echter op zijn honger zitten. Zelfs wanneer Spalding een melodie inzette die ook maar een lichte neiging richting sentiment vertoonde, kwamen haar collega's daar flamboyant tussen. Een prachtige illustratie daarvan was een compositie die het ontwaken van de lente leek te verklanken: door Spaldings aftastende vocalen heen begonnen haar drie mannelijke kompanen als vogels te fluiten. Chaotisch en atonaal, maar charmant in al zijn eenvoud. Dat DeJohnette even later als een bezetene begon te rappen, nam niemand hem nog kwalijk.

Met Lovano's 'Spring Day' werd het concert op gang getrokken. Van meet af aan was duidelijk dat het publiek geen conventionele thema's en improvisatierondjes moest verwachten, want de inzet van Lovano deed het publiek gissen of het hier om thema of om improvisatie ging. De fakkel werd vervolgens doorgegeven aan Genovese, die zijn gedachten schijnbaar nog moest zien te ordenen. Hij bouwde echter mooi op, tot een plotse stijlbreuk (brutaal gemarkeerd door DeJohnette) de bal in het kamp van Spalding legde. In plaats van haar aan haar lot over te laten, trachtten de drummer en de pianist haar van koers te doen veranderen. De contrabassiste liet zich echter niet uit haar lood slaan en hield haar been stijf. In 'Herbie’s Hand Cocked' (een compositie van DeJohnette verwijzend naar Herbie Hancock) mocht Lovano daarna hoog van de toren blazen. Hij liet even zijn gevoel voor humor zien met een fragment waarin het leek alsof hij achter zijn eigen noten aan strompelde, maar steeds meer werd het hem menens. Uiteindelijk krijste hij zich naar het slot, opgezweept door DeJohnette's stevige meppen. Genovese voegde daar een nog radicaler staartje aan toe, zijn klavier als een kwajongen afschuimend. Lovano's 'La Petite Opportune' werd vervolgens ratelend in gang gezet door DeJohnette. Alsof hij al decennialang ragtime speelt, gooide Genovese het over dezelfde ritmische boeg. Helemaal niet meer te stuiten leken zijn kwartetgenoten verdwaasd toe te zien en zich af te vragen wat er diende te gebeuren. Lovano besloot dan maar zijn eigen ding te gaan doen en bediende de pianist bruusk van antwoord.

Een prachtig moment was aangebroken toen Spalding het wonder van haar stem tentoonspreidde. Nog geen tien minuten later moest deze fractie schoonheid het afleggen tegen een compositie van Genovese, getiteld 'TRF', voluit 'Temporary Risk Factor'. DeJohnette scandeerde de woorden in de microfoon, terwijl zijn drie collega's een improvisatoir landschap opzochten. De kleur van het nummer was overwegend funky: Genovese pakte uit met aanstekelijke grooves en ook DeJohnette zat er niet om verlegen meer evident te gaan begeleiden. Voor 'Shakin’ the Shark' namen Spalding en Genovese respectievelijk alt- en sopraansaxofoon ter hand. Veel meer dan zomaar een showelement, wriemelden de drie saxofonisten hier op de slappe koord tussen consonant en dissonant. Niet alleen amusant om horen, maar ook om zien. Melismatisch zette DeJohnette in het volgende nummer een klagerige zangpartij in. Was het hem menens of besefte hij dat hij helemaal niet vast van stem genoeg is om een dergelijke partij te dragen? Ook nu weer liet het kwartet dit moment echter niet verzanden in plechtstatigheid. Lovano, Spalding en Genovese gingen met DeJohnette's merkwaardige aanzet aan de slag en verwerkten die op hun manier.

Ook in de composities die nog volgden, tot en met het bisnummer, zochten de vier elk voor zich het avontuur op. Het ontbrak de muziek daardoor soms aan coherentie, doch wie in het moment zat, geraakte niet op het kwartet uitgekeken noch -geluisterd. The Spring Quartet speelde geen hapklaar concert en elk work in progress heeft nu eenmaal zijn minder begeesterende momenten. Men krijgt echter zelden de gelegenheid een kwartet aan het werk te zien met zo veel goesting en zo veel humor, zonder dat er geldingsdrang in de lucht hangt. De ontspannen atmosfeer die nadien nog even in de Bijloke bleef hangen, was er het bewijs van: hier hadden vier mensen zich geamuseerd, en een volle zaal had er even geamuseerd op toe kunnen zien. Jazeker, de lente is in het land!

Deze recensie verscheen eerder op Kwadratuur.

Klik hier voor foto's van dit concert door Cees van de Ven.