Draai om je oren
Festivalverslag



home  
    
    
 

North Sea Jazz Festival 2013 Part 1

Een festivalverslag in woord en beeld door Ken Vos
Zaterdag 13 juli 2013, Ahoy, Rotterdam.

Wie van drukte houdt, moet zeker North Sea Jazz bezoeken. Zoals de laatste jaren gebruikelijk is, waren ook dit jaar alle dagen uitverkocht. Dat leidt tot de nodige verstoppingen, vooral bij de in- en uitgangen van enkele zalen. Midden op de avond, rond een uur of negen, tien, stonden bijvoorbeeld zelfs een kwartier voor aanvang lange rijen bij de toch vrij grote Hudsonzaal. Op papier leek de meeste jazz op de zaterdag geprogrammeerd, dus koos ik ervoor om die dag te bespreken. Een snelle scan van het programma van alle drie de dagen leert ook dat dit jaar de jazz duidelijk in de meerderheid is, zodat ook mensen met enige voorkennis die puur voor de muziek komen aan hun trekken kunnen komen. Natuurlijk moet de organisatie het voor de inkomsten deels hebben van recent gehypete vocalisten en allerlei popveteranen, maar gezien de keer op keer succesvolle kaartverkoop zou het aandeel jazz misschien toch nog iets groter kunnen zijn.

Ik begin de dag met een kort bezoek aan de Maaszaal, waar het Metropole Orkest met zangeres Gretchen Parlato bewijst niet echt swingende muziek te kunnen maken. Opvallend is ook dat elk natuurlijk geluid uit het drumstel wordt weggefilterd. Dus gauw door naar het Michiel Stekelenburg Quartet dat ik alleen nog van de cd kende. De reputatie van de band wordt bevestigd met melodieus post-fusionspel van de leider en het gevarieerde solowerk van tenorsaxofonist Tom Beek op zowel harmonisch als ritmisch aansprekende thema's. De ritmesectie van Guus Bakker en Pascal Vermeer is een soepele tandem, die moeiteloos tussen funk en swing laveert. In de Volgazaal spelen vooral Nederlandse formaties, maar ook die zaal is bijna gedurende de hele avond vol.

De zaal met de 'echte jazz' is ongetwijfeld de Madeira, waar de eerste act Kenny Barron's Platinum Trio is. Onder die 'echte jazz' verstaan we voor het gemak alles tussen de bebop en postbop met een duidelijke swing en vaste akkoordenschema's. Barron heb ik al vaker in zeer goede doen op dit festival gezien en dit trio vormt geen uitzondering, zij het zonder echte verrassingen. George Mraz is een bijzonder zuiver intonerende, lyrische bassist, die gelukkig veel soloruimte krijgt. Drummer Lewis Nash valt deze avond op door geweldig subtiel bekkenwerk. Barron zelf houdt het harmonisch en ritmisch vrij conservatief, maar weet mijn aandacht vast te houden door onverwacht originele uitwerkingen in zijn improvisaties.

In de Hudson is Sangam, het trio van Charles Lloyd, Zakir Hussain en Eric Harland, inmiddels al een tijdje bezig als ik daar aankom. Op dat moment freewheelt Lloyd op de altfluit op een Indiaas aandoend thema, waarin Hussain op de tabla de leiding lijkt te hebben. De tabla en het drumstel van Harland lijken organisch ineen te passen. Lloyd komt in het volgende stuk met een energie op de tenorsax voor de dag, die ik van zo'n broos aandoende man niet verwacht. Loyd heeft een eigen, hese toon, waarvan de nuances dankzij de goede zaalversterking goed te horen zijn. Dit wordt gevolgd door een prachtige duo-improvisatie van Hussain en Harland. De toegift bestaat uit een door Hussain gezongen thema, waarover Lloyd ontspannen op de fluit speelt. Harland heeft dan plaatsgenomen achter de vleugel, waarop hij heel effectief begeleidt en improviseert.

In de Madeira staat het Willie Jones III Quintet pittige hardbop te spelen. Jones is niet alleen een goede bandleider, maar ook een uitstekende drummer, die geen slag te veel speelt, een geweldige drive heeft en ook nog bijzonder precies timet. In de band zit trompetveteraan Eddie Henderson, die een scherpe toon cultiveert die inmiddels soms wat rafelig klinkt. Altsaxofonist Justin Robinson houdt ook van een direct geluid en etaleert die het best in een van de originals van de band. Daarin gooit de saxofonist allerlei boventonen, dubbeltonen en snelle loopjes in de strijd, zonder het schema geweld aan te doen. Tot dan toe de beste solo van de avond.

Ook enkele van de beste improvisaties van de avond horen we bij Tim Berne's Snakeoil, dat naast altsaxofonist Berne bestaat uit klarinettist Oscar Noriega, pianist Matt Mitchell en slagwerker Ches Smith. De meest lange stukken worden gestaag en met veel aandacht voor klankdetails opgebouwd. Berne houdt van ongebruikelijke structuren, die schijnbaar gelijkmatig worden gevormd. Daardoor eist deze vaak abstracte muziek veel aandacht van de luisteraar. Goed dat er redelijk veel mensen langere tijd blijven luisteren. Er wordt op hoog niveau gesoleerd, en vooral de bijdragen van de jongelingen, Mitchell en Smith (ook op vibrafoon) beloven veel voor de toekomst. Van wat ik deze avond hoorde, was het optreden van Snakeoil het meest intrigerend.

Van de Volga ga ik naar de Darling - je voelt je haast een wereldreiziger - om te kijken hoe The Templars uit het John Zorn-pakket het er vanaf brengen. Het optreden verschilt voor het deel nauwelijks van wat ik in mei op Moers zag, dus zeer onderhoudend en met een mooi groepsgeluid. Dat geluid lijkt in Den Haag echter een stuk minder levendig dan in Duitsland.

Dan snel naar de Hudson voor Ibrahim Maalouf. Ik moet zo'n twintig minuten in de rij wachten voor ik binnen kan. Gelukkig is de muziek tijdens het wachten vrij goed volgen. Maalouf heeft een uitstekende ritmesectie (Clarence Penn, Larry Grenadier en Frank Woeste) meegenomen, die zijn muziek extra spanning meegeeft. De Libanees-Franse trompettist heeft een bijzonder donker geluid en een mooie beheersing van de boventonen van zijn instrument. Zo weet hij in één stuk een klagende vrouwenstem te suggereren door die boventonen te combineren met zijn stembanden, een soort geluid dat ik niet van andere trompettisten ken. Maalouf lijkt zich maar al te bewust van zijn capaciteiten en heeft de neiging om die mogelijkheden als een soort circusact uit te melken. Wat aan de andere kant voor hem pleit, is dat hij ook zijn Libanese wortels in de muziek verwerkt, zonder dat dit geforceerd klinkt. Tenorsaxofonist Mark Turner heeft trouwens ook een mooi donker geluid, dat hij zodanig inzet dat ik hem wat meer speeltijd had gegund.

De laatste band die ik hoor, The Cookers, staat wederom in de Madeira, dus is het 'echte jazz'. Het is gelukkig niet zomaar een 'telefoonband' die hardbopstandards speelt, zoals de naam en bezetting misschien doen vermoeden. 'Cookers' is overigens een verwijzing naar de 'Night Of The Cookers'-albums van Freddie Hubbard. Ten eerste worden eigen stukken gespeeld, hoewel die meest al wat ouder zijn. De twee leiders van de band lijken trompettist David Weiss en tenorsaxofonist Billy Harper te zijn. Tegelijk is het aangenaam om pianist George Cables na zoveel jaren weer eens te zien spelen. De meeste van deze musici, zoals bassist Cecil McBee en drummer Billy Hart, heb ik al in de jaren zeventig en tachtig op het North Sea Jazz Festival zien spelen en ze hebben zeker niet aan kwaliteit ingeboet. Het is deze avond de tweede keer dat Eddie Henderson het podium betreedt. Zijn bijdragen verschillen in aard niet veel van de eerste keer. Een altijd interessante solist is ook altsaxofonist Donald Harrison. Het mooist is echter het spel van Harper, die vooral in zijn eigen stukken, gedragen en met stevige pedaalaccenten, zijn onmiskenbaar loeiende geluid kan laten horen.

Doordat de vele podia tegelijk bevolkt worden, is het natuurlijk onmogelijk een oordeel te vellen over de kwaliteit van dit festival, al is het maar voor één dag. Wel vind ik dat de programmering van het jazzaandeel iets avontuurlijker had gekund.

Klik hier voor het fotoverslag van deze festivaldag door Louis Obbens.