Draai om je oren
Festivalverslag



home  
    
    
 

North Sea Jazz Festival 2012 Dag 2

Een festivalverslag in woord en beeld door Louis Obbens.
Zaterdag 7 juli 2012, Ahoy, Rotterdam.

Voor de intensieve volgers van jazz en geïmproviseerde muziek kent de tweede dag van North Sea Jazz aanmerkelijk minder lastige keuzes dan de eerste dag. Hierdoor konden de concerten op die van Prism na geheel worden uitgezeten. De Amazon biedt direct bij het openingsconcert een jazzkraker en gitaarvirtuoos in één persoon. Pat Metheny's oeuvre is immens en uiterst gevarieerd. Toch treedt het gitaargenie met zijn Unity Band weer aan met een saxofonist, voor het eerst sinds zijn samenwerking met Ornette Coleman in het vrije en uiterst complexe album 'Song X' uit 1985. Het laagdrempelige album '80/81' dateert nog van ver voor die tijd, met wijlen Dewy Redman (vader van) en Michael Brecker. Feitelijk ook hét moment dat Metheny serieus gaat meetellen in de wereld van de jazz.

Verrassend genoeg start het optreden met een solowerkje van de meester op de door hemzelf ontworpen 42-snarige Picasso-gitaar, ietwat later aangevuld met het futuristische mega-instrumentarium: de Jazz Orchestration. Hierin kan hij zijn voorliefde voor lange epische stukken de vrije loop laten, om door zijn gitaaraanslag akoestische instrumenten mechanisch te laten bedienen, door elektromagneten en pneumatiek. Gedurende het gehele optreden is echter het kwartet leidend, met de bij vlagen furieus blazende saxofonist Chris Potter. Gebruikelijk bij Metheny zijn de gedegen composities en de pakkende arrangementen. Echter, ook nu bij de live-uitvoering van zijn laatste cd blijkt het gebruik van de solistische ruimte minder vast te staan. Zo werkt het ritmisch motief, door Potters basklarinet ingezet en door bassist Ben Williams en drummer Antonio Sanchez herhaald, zeer aanstekelijk als fundament. Waarop Metheny zijn karakteristieke warme lyrische 'hollowbody' solo's neerlegt, die daarna vloeiend en soulvol worden gepareerd door een scheurende tenorsaxofoon. Metheny schuwt in deze bezetting niet de inzet van zijn gitaarsynthesizer. In een opzwepende mix van fusion, symfonische rock en country-klanken wordt, onder een moorddadig ritme, naar een apotheose toegewerkt, in de hogere registers. Bijtijds wordt de ballad ingezet met melancholisch solowerk en wordt ook de opruiende - hoge drukpan - abstractie gevonden. Pat Metheny's Unity Band is zijn beste project in jaren, door de balans van de herkenbare melodie en de aanwezige vrijheid in de solistische ruimte.

Dat het optreden in de Hudson niet routineus wordt, is geheel op het conto te schrijven van de artist in residence: saxofonist Joshua Redman en zijn project James Farm. Ook dit is geen gelegenheidsformatie, getuige het uit 2011 daterende album. Redman, die het elk jaar niet kan nalaten zich kritisch uit te laten over (de luidruchtigheid van) het komend en vertrekkend publiek, blijkt in topvorm te zijn. James Farm toont aan met een geheel open mind het jazz-idioom tegemoet te treden. De bezetting (sax, piano, contrabas en drums) is klassiek van aard. Maar het zeer energieke optreden maakt duidelijk dat het expliciet en soms meer impliciet verbintenissen aangaat met rock, ambient, suspense-achtige filmmuziek en moderne elektronische muziek. De melodie beklijft, maar de chique aandoende, gevarieerde, hedendaagse jazzstukken worden door pianist Aaron Parks en met name Redman in avontuurlijk, spontaan en soms daverend solowerk becommentarieerd. Waarbij de saxofonist alvast zijn schaduw vooruitwerpt voor zijn optreden met The Bad Plus op zondag.

De meester van het timbre en ritme is bassist Dave Holland. Hollands breed uitwaaierende loopbaan krijgt er in de vorm van de groep Prism weer een dimensie bij. De topper Eric Harland bevindt zich onder de geledingen (achter de drumkit). Daarnaast op (elektrische) piano de Paul Acket Award-winnaar Craig Taborn en de jarenlang, vanwege zijn bijdrage in de Jay Leno Show, uit het zicht gebleven gitarist Kevin Eubanks. Het is juist Eubanks' zeer herkenbare, originele stijl van spelen, die de wenkbrauwen doet fronsen. Kunst of kitsch? Te vroeg en te kort om een oordeel over te vellen.

De twee late optredens in de Darling van respectievelijk Rez Abbasi's Invocation en de jonge trompetsensatie Christian Scott zijn op een of andere manier actueler. Rez Abbasi's Invocation is een all-star groep onder leiding van de Amerikaans-Pakistaans gitarist Rez Abbasi. De line-up bestaat uit de veel bekendere Brooklyn-musici met Indische roots, te weten pianist Vijay Iyer en altsaxofonist Rudresh Mahanthappa. De ritmesectie wordt gevormd door drummer Dan Weiss en bassist Johannes Weidenmueller.

Opmerkelijk genoeg hoor je bij de gitarist, in tegenstelling tot zijn medespelers Iyer en Mathantappa, nauwelijks directe invloeden terug uit de devote soefi-muziek van zijn geboorteland. De door de leider zelf geschreven stukken en uitgesponnen solo's zijn positief getint, krachtig en hartstochtelijk, maar zeer Amerikaans qua uitgangspunt. Het gitaargeluid lijkt sterk beïnvloed door Pat Metheny. De muzikale reis is niet gebonden aan sterke tradities, al worden er uiteraard ankers uitgeworpen naar westerse improvisatie, blues, rock en wereldmuziek. Saxofonist Mahanthappa's unieke postmoderne aanpak, waarin klagende tonen worden voorzien van vloeiende uithalen, is ritmisch en impressionistisch van aard. Hij en Iyer, de laatstgenoemde overigens in een beperkte rol, dragen bij tot een symbiose van Indische en westerse muziekstijlen. Hetgeen niet wegneemt dat de totale benadering en expressie, vreugdevol of dreigend, kronkelig of vloeiend, mateloos blijft boeien.

De slotact van de tweede dag brengt vanuit dubbel perspectief een apotheose. Christian Scott is kwaad en verontwaardigd over de burgers, de gezagdragers, zijn land en de wereld. De thema's oorlog, globalisering en racisme zijn hem een doorn in het oog. De in New Orleans opgegroeide trompettist heeft sinds de orkaan Katrina daar uiteraard een directe aanleiding voor. Hij laat zich dan ook nadrukkelijk uit over zijn afkomst, de titel van zijn laatste cd 'Tunde Adjuah' verwijst naar de twee steden uit West-Afrika waar zijn voorouders vandaan komen. Op de hoes van het album tooit hij zich letterlijk met kleding van de zwarte Indianen en refereert op deze wijze aan zijn roots. Maar bovenal laat hij zijn ongenoegen samensmelten met een zeer moderne muzikale opvatting. Onder het mom van dat muziek niet kan bloeien zonder passie, engagement en communicatie met de wereld. In de jazz is dit overigens geen noviteit, maar eerder een herbevestiging met nieuw elan.

Muzikaal wenst Christian Scott niet te worden gestigmatiseerd. Zijn muziek is 'stretchbaar' - er zijn talloze invloeden uit de hiphop, rock, ambient en funk - maar raakt in zijn fundamenten nog het meest swing, ritmes en improvisaties uit de jazz. In een vrij ongebruikelijk frontlinie van trompet en gitaar (Mathew Stevens) weten de twee jonge solisten bij vlagen etherisch en sensitief te spelen. Maar in het leeuwendeel van dit memorabele optreden beklijven toch de uptempo stukken, waarin Scott zijn spijkerharde, agressieve, maar zeer muzikale noten uitspuugt. Ogenschijnlijk op een niet-academische manier, maar vanuit een diep muzikaal besef, spontaan tot stand gebracht. Vol raffinement, uitgesproken in een jong en vurig improvisatievermogen. Dit aanvallend spel wint voor de toeschouwer aan waarde, omdat Christian Scott dit zonder effectbejag gepaard laat gaan van een fysieke podiumdemonstratie, waarin hij went en keert, en zichzelf en zijn medespelers naar grotere hoogtes toeschreeuwt. Hulde voor deze zeer gedreven, groovende en diepgravende 'new fusion'.

Klik hier voor het fotoverslag van de tweede dag van North Sea Jazz 2012 door Louis Obbens.