Draai om je oren
Festivalverslag



home  
    
    
 

North Sea Jazz Festival 2012 Dag 1

Een festivalverslag in woord en beeld door Louis Obbens.
Vrijdag 6 juli 2012, Ahoy, Rotterdam.

De liefhebber van jazz of moderne geïmproviseerde muziek wordt vaak geconfronteerd met de vraag of er nog wel sprake is van een rechtgeaarde jazzprogrammering tijdens het North Sea Jazz Festival. Deze criticasters worden in de media geconfronteerd met grote namen uit de genres pop, soul, blues en wereldmuziek. Deze keer prijken Lenny Kravitz, D'Angelo, Van Morrison en vele anderen op het affiche. De basis van het festival is zonder enige twijfel nog steeds jazzmuziek. In tegenstelling tot de opvatting van traditionalisten is jazzmuziek meer dan andere muziekstromingen een kunstuiting die voortdurend uitdaagt, prikkelt, vernieuwt en zich laat bestuiven door andere stijlen, maar het ook niet nalaat maatschappelijke ontwikkelingen te becommentariëren. Voor wat betreft het laatste blijft de oude rot Benny Golson het dichtst bij huis in zijn kritiek op de maatschappij. De tenorist spreekt zich verbaal en muzikaal zorgelijk uit over zijn Harlem, zowel in de fifties als in de huidige tijd. De jonge 'trompetcat' Christian Scott gaat verder in zijn ambitie. Hij pleegt een furieuze aanval op de geopolitiek en het racisme in Amerika.

Jazzmuziek kent vele stromingen die de kenmerken improvisatie, vernieuwing en individualiteit hoog in het vaandel dragen. Voor een belangrijk deel zijn deze kenmerken te herleiden naar de thema's van het festival. Vrijdag leert, door de presentatie van het Clean Feed-label, dat ook de bakermat van de jazzmuziek zich verder ontplooit. Het thema 'Gateway to the Orient' toont eens te meer de voortschrijdende globalisering en in de presentatie van 'New Urban Jazz' dient zich een nieuwe generatie jazzmuzikanten aan uit grootstedelijke Amerikaanse gebieden. Zaterdag biedt volop ruimte voor nieuwe Nederlandse en gearriveerde talenten en ziet 'New Fusion' het daglicht. Aandacht voor de jazztraditie is er op zondag in 'Jazzclassics', door een aantal boeiende continentale kruisbestuivingen.

Op een omvangrijk festival zoals North Sea, met 1000 muzikanten voor 150 concerten op 13 verschillende podia, is het geen sinecure om tot keuzes te komen. Op vrijdag 6 juli zijn niet alleen de tegenover elkaar geplaatste thema's pregnant aanwezig, maar staat de legendarische sideman van John Coltrane, McCoy Tyner, tegelijkertijd geprogrammeerd met de vermaarde cool-jazz altist Lee Konitz. Terwijl ook de presentatie van de MCN-compositieopdracht plaatsvindt. Het venijn zit op de eerste dag niet in de staart, maar aan het begin, dat gerust het predicaat illuster kan meekrijgen. De schijnbare onoverbrugbare contradictie tussen drie rasimprovisatoren en het Nederlands Kamerkoor wordt door gitarist en componist Bram Stadhouders naadloos geslecht. Hoewel de muziek voor een groot deel is uitgeschreven, spat de vernieuwing en dadendrang er van af. De sprankelende, vaak verbogen spacy gitaarklanken en de drum- en keyboardaccenten gaan een bijna natuurlijke verbintenis aan met het krachtige koor. De gewijde, sferische muziek wordt soms ruw onderbroken door heftige drumpassages en verrassende wendingen.

Van geheel andere orde is de symbiose die onder leiding van zanger/ud-speler Dhafer Youssef tot stand wordt gebracht. Zijn kwartet is voor deze gelegenheid aangevuld met klarinettist Hüsnü Senlendici en qanûnspeler Aytac Dagon. De broeierige Yenisei-zaal is tot de nok toe gevuld. De muziek kantelt en dartelt van door jazz gedomineerde uitgangspunten naar oriëntaalse muzikale invloeden. Uiteindelijk vloeien eeuwenoude Arabische en Turkse muzikale tradities samen met breed uitwaaierende, westerse, muzikale stromingen. De inzet van de vlekkeloze technische beheersing van de instrumentalisten is grenzeloos. De zangstem van Youssef is voorzien van een bijna pijnlijke glans. Zijn stem wordt vermengd met betoverend, meditatief spel, kenmerkende onregelmatige maatsoorten, voorzien van een hoog energetisch gehalte en een immense spelvreugde.

Het contrast met Lee Konitz, de bijna 85-jarige van een herseninfarct herstellende saxofonist, is groot. Hij toont lef door een set te spelen, louter ondersteund door één drummer, de weliswaar fenomenale Joey Baron. Konitz is de belichaming van een muzikant die zich de continue herinterpretatie van de standardtraditie ten doel heeft gesteld. Het introspectieve, gruizige geluid van de altist in combinatie met de ingetogen drummende Baron imponeert maar ten dele. De delicate zoektocht en herbouw van bekend materiaal is net iets te langdradig om boeiend te blijven.

De zangkunst van het aanstormende fenomeen Gregory Porter blijkt zeer de moeite van het beluisteren waard. In het kader van het thema 'New Urban Jazz' brengt de relatief laat ontdekte Californische zanger een hartverscheurende mix van jazz, soul en r&b. Zijn stem, geschoold in de gospeltraditie, kan de vergelijking met de grootheden uit het soulmetier doorstaan. Ook Porter zingt verhalend over zijn nabije omgeving, maar hanteert met name de warmte en romantiek. Incidenteel verraadt hij zijn sociale bewustzijn. Een ster in wording, getuige de lange rij wachtenden in de gang die een glimp van de zachtaardige willen opvangen.

Reikhalzend is uitgekeken naar de twee optredens van grote publiekstrekkers. Twee hedendaagse topgitaristen uit de jazz kruisen de degens onder de noemer John Scofield Hollowbody Band. De ondertitel slaat - voor wat het waard is - op het gebruik van een gitaar voorzien van elementen, die de trillingen van de gitaar weergeven in combinatie met de klankkast van de gitaar. Initiator Scofield heeft de bijna twintig jaar jongere Kurt Rosenwinkel bereid gevonden om het podium met hem te delen. De uitdaging is om de statuur van beide gitaristen tot een kunstzinnige meerwaarde te brengen. Dit is slechts ten dele gelukt. De naamgever van de band staat bekend als een extraverte gitarist. Het geluid kent een aangename 'overstuur', is rock-georiënteerd en is beïnvloed door fusion, soul en bebop. Kurt Rosenwinkel daarentegen is verfijnder in zijn stijl. Hij stuurt aan op subtiel en poëtisch spel, waarin ruimte is voor kleuring en ingetogen emoties. Ondersteund door een volwaardige ritmesectie met Ben Street op contrabas en Bill Stewart op de drumkit wordt effectief, maar voorspelbaar gesoleerd. Er is te veel respect voor elkaars uitgesproken en unieke gitaargeluid, waardoor de ware uitdaging en synergie uitblijft.

Een gelijksoortig probleem doet zich voor bij de gelegenheidsformatie van Joe Lovano en Dave Douglas. De twee co-leiders zijn individueel in vorm en spelen vol levenslust. Beide blazers zijn in staat luisteraars bij hun keel te grijpen. Joey Baron is heer en meester, volstrekt bij de les en zowel delicaat als woest aanwezig. Ook deze all-star bezetting, met als ondertitel Sound Prints, ontbeert de compositorische kracht om zich naar een onsterfelijk concert toe te werken.

Klik hier voor het fotoverslag van de eerste dag van North Sea Jazz 2012 door Louis Obbens.