Draai om je oren
Festivalverslag



home  
    
    
 

Sympathiek impro-festival ten grave gedragen
Le Weekend, donderdag 14 oktober 2010, Festival Club - Tolbooth Cafe Bar, Stirling

Tekst: Sybren Renema
Foto's: Maarten van de Ven

Ook in Groot-Brittanie gaat men er hard tegenaan. De komende tijd wordt er door de conservatieven genoeg bezuinigd om de terugkeer naar de tijden van Thatcher voelbaar te maken. Met name in Schotland is dit een probleem, omdat de conservatieven van oudsher niet veel op hebben met de autonome, links-nationalistische regio. Armoede en culturele verpietering wachten ongetwijfeld en het eerste festival is afgelopen maand officieel ten grave gedragen: Le Weekend, een meerdaags festival dat in de loop der jaren onder meer Peter Brötzmann, Evan Parker, Thurston Moore, Han Bennink, Toshiro Kondo, Otomo Yoshihide, Lee Renaldo, William Parker & Hamid Drake, het Chicago Tentet, Annette Peacock, The Thing en Zu heeft mogen verwelkomen. Dat is een wie-is-wie van de geďmproviseerde muziek over alle genres heen.

Dit uiterst sympathieke festival had onder meer een zeer serieuze workshop, voor mensen die wilden leren hoe beter vrij te improviseren, en de mogelijkheid om na afloop gezellig met de muzikanten aan de bar te hangen. Eigenlijk was de grens tussen muzikant en publiek sowieso klein, omdat er niet meer dan enkele honderden mensen in de zaal pasten en er altijd veel daarvan muzikant waren. Aan het aantal instrumenten in de gang te zien, deed een derde van het publiek mee aan de workshops.

Sommigen noemen een festival als dit de incestueuze samenzwering van de elite om geld af te nemen van de 'gewone man', terwijl het waarschijnlijk meer een broedplaats is voor nieuwe contacten. Ikzelf heb een lange avond aan een bar doorgebracht met een aantal van mijn persoonlijke helden en daarvan meer opgestoken dan van menig jamsessie. Maar laat ons niet treuren over het verlies van zo'n nobel festival; gelukkig hebben we de herinneringen nog. En die staan als een huis.

Behalve de eerdergenoemde workshop van de ondergewaardeerde impro-saxofonist Raymond McDonald waren er optredens van RM Hubbert, Agustí Fernández & Mats Gustafsson, Ben Frost en Sten Sandell's Hammond Trio met als gast wederom Gustafsson.

Hubberts optreden werd helaas maar door ongeveer twintig mensen gezien, maar het vermogen van deze man om alles uit een akoestische gitaar te halen wat erin zit, is indrukwekkend. Hoewel Derek Bailey-achtige capriolen achterwege bleven, werd in de composities van RM Hubbert de hele wereld van de gitaar verkend, met een nadruk op de complexe muziek van gitarist/componist Baden Powell.

Het tweede concert, dat van Agustí Fernández en Mats Gustafsson was het meest geanticipeerde van de avond, omdat dit het meest onwaarschijnlijke was. Twee geweldige free-jazzmuzikanten die elkaar maar zelden ontmoeten, zijn niet per definitie in staat samen te spelen, maar het resultaat was wonderschoon. Elders op deze site staat een uitgebreide analyse van Gustafssons spel, maar het kan niet genoeg gezegd worden: deze man is de Brötzmann van zijn generatie. Van de meest subtiele piepjes tot de meest vernietigende uithalen, waarbij het speeksel de eerste drie rijen bevochtigde; Gustafsson is een van de meest complete saxofonisten die er is. Fernández kroop diep in het binnenwerk van zijn piano om daar de meest bizarre clusters uit te vissen. Enorme intervallen en piepkleine plukjes hielpen om de muziek te sturen. Pas toen Gustafsson na een uur een enorme zucht slaakte, was de muziek afgelopen en alsnog kon je een speld horen vallen, omdat het publiek nog even moest bijkomen alvorens te applaudisseren.

Ben Frosts optreden, direct daarna, was een parodie op alles wat daarvoor kwam. Het geluid stond veel te hard, zodat de zaal snel leegliep, en dit was zeer bewust: 'Ben Frost’s epic minimal soundscape is as much about what might happen than it is about the sheer impact of noise'. Op zichzelf is dit interessant, maar geen enkele muziek is een gehoorbeschadiging waard. Zeker niet wanneer de hoeveelheid lagen die een laptop kan produceren het lijkt de winnen van de diepgang die deze lagen kunnen bieden. De intentie was zeer duidelijk, het resultaat was onbevredigend.

Gelukkig trad wederom Gustafsson aan, ditmaal met Sten Sandell, een van zijn eerste mentoren. Deze had zijn hammondorgel bij zich, maar door een matige geluidsman was het ding nauwelijks te horen. Jammer, want het gebruik van een hammond in deze context had uitermate verrassend kunnen werken voor een instrument dat beperkt lijkt tot de wereld van de soul jazz en de hardbop. Sandell besloot grotendeels op piano verder te gaan. Zijn begeleiders, Johan Berthling en Paal Nilssen-Love, zijn beiden prima in staat tegenwicht te bieden aan het geweld van beide solisten. Zozeer zelfs, dat Nilssen-Love de meeste waardering oogste onder het publiek na afloop. Hij had zich dan ook uit de naad gewerkt op elk percussieobject dat deze planeet rijk is. Van Chinese gongs tot speelgoed: alles is voor Nilssen-Love een serieus percussieobject. In dit opzicht lijkt hij op Han Bennink, terwijl zijn gebruik van bekkens meer aan de grote Amerikaanse drummers doet denken.

De muziek was minder hypnotiserend dan die van Gustafsson en Fernández, maar zeer de moeite waard. Het is immers zelden dat zulke interessante en exclusieve samenwerkingen voor een publiek te zien zijn. In dit opzicht is het vertrek van Le Weekend een ramp voor iedereen die muziek serieus neemt en op meer uit is dan bevestiging van zijn smaak. Zelfs de mislukking van Ben Frosts set heeft zijn plaats in de wereld van de experimentele muziek, en het verdwijnen van wederom een interessante ontmoetingsplek zal de scene schaden.

Aan de bar vertelde Gustafsson mij dat hij had besloten uit Zweden te vertrekken, omdat extreem-rechts daar de boel heeft overgenomen. Steun voor cultuur is afgeschaft en zijn toekomst daar is dus onzeker. Hoewel men kritiek kan hebben op de keuze voor zijn beoogde nieuwe vaderland, Oostenrijk, is dit een goede les voor Nederland: wanneer de bezuinigingen doorgaan, zal er ongetwijfeld ook hier een braindrain plaatsvinden. Volgens Gustafsson was als het zo doorging alleen Oost-Europa nog te redden voor de impro; daar begin je arm en eindig je arm, dus maakt het niet uit wat voor muziek je speelt. Hoezeer ik ook hoop dat de dingen anders uitpakken, denk ik dat hij gelijk heeft. Als de rechts-conservatieve elementen zo doorgaan met het afschaffen van cultuur die ze niet aanstaat, is er straks weinig meer te genieten in deze wereld. Gelukkig hebben we dan nog de herinneringen aan de avonden waarop risico zegevierde en behoudendheid werd geschuwd.