Draai om je oren
Boek



home  
    
    
 

I'm The Beat (of De Korte Beentjes van Art Blakey)
door Max Bolleman

Is opnemen een kunst? Ja en nee. Nee, omdat met eenvoudige opnameapparatuur een zeer aanvaardbaar resultaat kan worden behaald. Je kan een betaalbare 4-kanaals digitale recorder kopen met de vormgeving van een Braun-scheerapparaat en bijna net zo groot. Ja, omdat een goede opnametechnicus in een goed geoutilleerde studio aan die opname een meerwaarde kan toevoegen. En dat laatste is een kunst.

door Herbert Noord / foto's: archief Max Bolleman

Als ik Freud parafraseer en mij afvraag 'Wat wil de musicus?', dan is het antwoord simpel: dat de ten gehore gebrachte muziek wordt vastgelegd voor het nageslacht. Niet dat alle jazzmusici die behoefte hebben, maar een aanzienlijk deel gelukkig wel.

Tot vrij recent werd de jazzmusicus gevraagd door een platenmaatschappij om naar de studio te komen, teneinde daar zijn muzikale vondsten te laten vastleggen. De platenmaatschappij die de betreffende muzikant of groep voor een studiosessie uitnodigde, ging niet noodzakelijkerwijs uit van de gedachte met het uitbrengen van jazz een bom duiten te verdienen, een prettige bijkomstigheid, maar deed dat meer uit een combinatie van innerlijke gedrevenheid en enig commercieel inzicht. Bij een aanzienlijk deel van deze vaak in omvang bescheiden platenmaatschappijen was een behoorlijke dosis enthousiasme voor de vastgelegde muziek aanwezig.

In het boek 'I’m The Beat', waarin het wedervaren van studiobaas Max Bolleman is opgetekend, komt dit duidelijk naar voren. Maatschappijen als Criss Cross, Timeless en BV Haast worden gedreven door echte liefhebbers, die de kwaliteit van de opgenomen muziek op de eerste plaats stellen.

Er zijn veel boeken over bekende en minder bekende jazzmusici verschenen en over een platenlabel als Blue Note is er ook best wat te vinden. Over de voor het vastleggen van de muzikale prestaties verantwoordelijke intermediair weinig tot niets. Althans, mij is geen boek over bijvoorbeeld studiobaas Rudy Van Gelder bekend. Dit maakt het boek van Max Bolleman min of meer uniek, omdat de lezer hier een kijkje wordt gegund in een wereld die vrij onbekend is en toch van belang. Handleidingen hoe het er in een geluidsstudio aan toe dient te gaan bestaan er niet.

In zijn studio in Monster - over die plaatsnaam staat een smakelijke anekdote in het boek - en in diverse studios in New York maakte Bolleman meer dan 1500 opnamen. Dan spreek je wel over een staat van dienst. Van musici als McCoy Tyner, Chet Baker, Rita Reys, Dizzy Gillespie en nog vele anderen valt hun studio-wedervaren te lezen. Boeiende lectuur met onverwachte randjes en rampjes.

Er wordt beschreven hoe Max door het opnamevirus werd gegrepen en de manier waarop hij tot zijn herkenbare studiosound kwam. Dat hij een kwalitatief gewaardeerde en herkenbare sound creëerde, mag blijken uit de opmerking van een muzikant: 'Everybody talks about the sound but not about my music.' Over de musici die in zijn studio voor of achter de microfoon stonden weet Max vaak rake verhalen te vertellen. Het blijken maar al te vaak gewone stervelingen, met al hun makkes. Er wordt geen lauwerkrans om de hoofden van beroemde namen gelegd, maar toch wordt iedereen in zijn waarde gelaten. Of het nu een omzwachtelde Japanse trompettist is of Wynton Marsalis, die op moet komen draven bij een studiodate van een van zijn medemusici.

Scheppen gaat van au, memoreert Bolleman in zijn woord vooraf. Daar zijn in dit zeer lezenswaardige en voor jazzliefhebbers zeer interessante boek legio voorbeelden van te vinden. Een icoon als Eddie Harris, die zichzelf maar goedkoop vindt. 'El Cheapo' noemt hij zichzelf. Maar ook de beschrijving van de vele opnamen die Max met Chet Baker maakte verduidelijkt veel. En niet te vergeten de onnavolgbare Willem Breuker, die geen moeite te veel was om iets bijzonders vast te leggen. Tapdansers en toeterixxen vormen maar enige van de bizarre 'instrumenten' die Bolleman werd geacht geluidstechnisch perfect te registreren.

Wat in ieder geval ook meehielp om ontstane problemen op te lossen, was dat Max Bolleman zelf een gerespecteerd muzikant is. Ook zijn beslist niet misselijke muzikale carrière wordt uitgebreid besproken in dit boek. Dat er veel langskomt in dit boek mag duidelijk worden aan de hand van het namenregister, dat begint bij Paul Acket en eindigt bij Frans Zwartjes. Daartussen zit een vlot geschreven interessant boek met veel achtergrondinformatie over bekende en minder bekende opnamen en musici. Een echte aanrader.

Klik hier om het boek te bestellen.