Welnu, welke bigband trok tijdens het swingtijdperk de meeste bezoekers? Da's een makkie. Dat moet Glenn Miller zijn geweest.
Nee, geen Glenn Miller. Hm, Lionel Hampton dan. Of Basie?
Nee hoor - en ook niet Kay Kyser. In 1945 trokken Bob Wills and his Texas Playboys meer dan 20.000 danslustigen naar een Texaans podium. Bob wie...?
Bob Wills (1905-1975), violist, bandleider, paardenliefhebber, drager van ruim uitgevallen witte cowboyhoeden en sigarenroker.
tekst: Eddy Determeyer, februari 2025 foto's: University of Missouri, Moss Photo, Paul Parry & Roy Lee Brown
Topacts van de zogeheten Western Swing, zoals Wills en Spade Cooley, trokken frequent 10.000 bezoekers op hun avonden. Zoveel lui pasten er natuurlijk niet in de reguliere ballrooms. Dus werden er dansavonden gehouden op sportterreinen en in boerenschuren. In staten als Kentucky en Virginia werden de geoogste tabaksbladeren gedroogd in reusachtige hallen. Wanneer die oogst daar een tijdje had gehangen werd hij naar de fabrieken getransporteerd om daar tot de bekende witte gifstaafjes te worden verwerkt. Aldus de weg vrijmakend voor een platte aanhanger met daarop een band plus zang en dans.
Western Swing was gedurende de jaren dertig en veertig de populaire muziek van de witte bevolking van het zuidwesten van de Verenigde Staten, van Texas tot Californië. Waarschijnlijk mede omdat het muziek was voor 'rednecks' werd deze stijl door de jazzelite altijd met de nek aangekeken. In niet veel boeken over de geschiedenis van de jazz was en is er ruimte voor het genre. Door de bank gesproken mochten Western Swingmuzikanten geen lid worden van de muzikantenvakbond, omdat ze niet de vereiste opleidingen hadden gevolgd. Western Swing zat ook simpeler in elkaar dan de gangbare zwarte en blanke swingmuziek. Vaak werden er head arrangementen gespeeld. Two-steps en walsen waren troef. Sommige muzikanten waren ras-improvisatoren, maar die vormden een minderheid. Blazers en drummers werden tegen het eind van de jaren dertig gesignaleerd. Vóór die tijd domineerden de gitaren en de violen. Maar de muzikanten luisterden wel degelijk naar de zwarte swingmuziek, naar Armstrong, Ellington, Hines. Van Bob Wills was bekend dat hij, zodra zijn Playboys in een stad arriveerden, op zoek ging naar de plaatselijke platenzaak, om te checken of er nog nieuwe Basies uit waren gekomen. De bandleader reed eens tachtig kilometer te paard om blueskeizerin Bessie Smith te horen. En weer terug. "She was the greatest thing I ever heard," zou hij achteraf verklaren.
Aantekeningen Ooit vroeg ik saxofonist en zanger Eddie Cleanhead Vinson of hij en zijn maten van het Milt Larkin Orchestra, dat in Houston gestationeerd was, wel eens naar Bob Wills gingen luisteren. "Nee, dat was niet toegestaan. Maar we zagen ze wel eens bij ons achter in de zaal staan, druk aantekeningen makend." Een feit is dat Western Swingbands - er moeten honderden, zo niet duizenden ensembles actief zijn geweest - veel materiaal op het repertoire hadden staan dat je ook bij de 'reguliere' jazzorkesten tegen kon komen. Spul uit de Tin Pan Alley-hoek, uit Broadwaymusicals en films. Van de jazzgroepen die in de jaren twintig op de plaat en op de radio te horen waren zijn de Blue Four van violist Joe Venuti en gitarist Eddie Lang vermoedelijk heel belangrijk geweest voor de bandjes uit het zuid-westen. Later, in de tweede helft van de jaren dertig, werd het Quintette du Hot Club de France, met violist Stéphane Grappelli en gitarist Django Reinhardt, een baken. Ook voor die twee laatsten waren overigens de Blue Four en de Blue Six belangrijke inspiratiebronnen geweest.
Maar op het repertoire van de cowboybands stonden ruime porties jazz en met name blues, niet zelden maakten die meer dan de helft van zo'n repertoire uit, een duidelijke indicatie van de invloed van die genres op de hillbillies. Ik waag me op deze plek aan een hypothese. Voor de verspreiding en de popularisering van het bluesidioom tijdens het interbellum waren die gezellige bandjes met die cowboyhoeden van een tot dusver onderschat belang. Geen idee of die meer platen verkochten dan zwarte bluesartiesten, maar onwaarschijnlijk is het niet. Ze zullen vermoedelijk ook intensiever getourd hebben dan zwarte bluesvocalisten en -bands. Al was het alleen maar omdat het leven en het werk van de zwarte artiesten on the road in het racistische Zuiden niet bepaald een sinecure waren. Zeker is dat het appeal en bereik van die Western Swingbandjes via dagelijkse radio-uitzendingen van een kwartier of een half uur groot was.
Vaudeville en minstrel shows Zo halverwege de negentiende eeuw was er op het platteland - en in de steden - uit een veelheid aan muzikale tradities een min of meer autonome, coherente blanke dansmuziek ontstaan. De Angelsaksische ballads, christelijke hymnen en blanke volksdanscultuur speelden daarbij dominante rollen. Maar al vanaf het begin was er sprake van een levendige uitwisseling met de zwarte muziek.
Je zou dus kunnen stellen dat de witte volksmuziek van de Verenigde Staten een halve eeuw vóór jazz en blues ontstond. In de loop der decennia kende het genre zijn goden en halfgoden. De beste artiesten traden vaak op in vaudeville- en minstrelshows. Het merendeel moest het van optredens in bars en op straat hebben.
De eerste echte superster was Jimmie Rodgers (1897-1933), zanger, gitarist en liedjesschrijver. Als kind zag hij vaudevilleshows en op zijn dertiende won hij een zangwedstrijd. Waarna hij op tournee ging met een 'medicine show' (waarbij allerhand al dan niet gepatenteerde zalfjes, drankjes en pillen van variërend allooi aan de man werden gebracht). James liet de school de school en ging werken voor de Mobile and Ohio Railroad, uiteindelijk als remmer, vandaar zijn eretitel The Singing Brakeman. Rond 1925 formeerde hij zijn eerste, jazzgeoriënteerde band, met blazers. Twee jaar later was hij regelmatig op de radio te horen, met zijn Jimmie Rodgers Entertainers. Rond die tijd maakte hij ook zijn eerste platen, voor RCA Victor. Het nummer 'Blue Yodel' werd een hit. Er werden anderhalf miljoen exemplaren van weggezet en zijn inkomen bedroeg in 1929 circa $60,000 aan royalties alleen - equivalent met $1,335,000 in hedendaagse termen.
Sinds zijn jeugd had hij aan tuberculose geleden; op een gegeven moment ging hij in een tent wonen om meer lucht te krijgen. Tot zijn overlijden in 1933 bleef hij optreden, soms in een luie stoel gezeten.
Bluesy en jazzy Met zijn bluesy, jazzy aanpak matchte Rodgers wonderwel met trompettist en zanger Louis Armstrong, met wie hij in 1930 zijn 'Blue Yodel #9' opnam. Dat was het klimaat waarin de Light Crust Doughboys een jaar later het licht zagen. De Doughboys worden wel beschouwd als de eerste Western Swingband. Ze kregen hun naam toen ze op de radio voor de Burrus Mill and Elevator Company shows gingen verzorgen, om het Light Crust Flour van die firma te promoten. Vier van de band waren voorbestemd om grote rollen in het genre te vervullen, zangers Tommy Duncan, Milton Brown en Herman Arnspiger en violist Bob Wills. Die laatste formeerde in 1934 zijn Texas Playboys, die uit zouden groeien tot het boegbeeld van de cowboyswing. 'Basin Street Blues', 'Sittin' On Top Of The World' en 'Trouble In Mind' stonden op het repertoire van de vroege Playboys. Maar de band, die gedurende de jaren dertig en veertig groeide qua omvang en qua populariteit, had het meeste succes met eigen nummers. Met name 'Steel Guitar Rag', 'Take Me Back To Tulsa' en 'San Antonio Rose' werden vlijtig gekopieerd door andere orkestjes.
Het succes hield aan tot de jaren vijftig, toen zijn gezondheid en financiële perikelen Wills parten gingen spelen. Paarden fokken bleek een dure hobby en een thematisch pretpark ging al snel over de kop. Eerder al had zijn stersolist, steelgitarist Leon McAuliffe ("Take it away, Leon!") de Texas Playboys verlaten om een eigen groep te beginnen. Ik moet ergens een opname van die band hebben liggen uit 1947 of daaromtrent, met een tenorist (Bob Herrick? Billy Hackethorn?) die precies als Dexter Gordon klonk. Ik bedoel, precies als Dexter!
Elektrische steelgitaar Wills ging het kalmer aandoen. Na twee hartaanvallen ontbond hij in 1963 zijn orkest - dat op dat moment al allang niet meer de bigband-bezetting had met koper, saxen, ritmesectie en strijkers. Wills was twee jaar eerder al opgenomen in de Country Music Hall of Fame; postuum traden Bob Wills and his Texas Playboys toe tot de Rock and Roll Hall of Fame. Dat was in 1999, 24 jaar na zijn overlijden in Fort Worth.
Een orkestje dat misschien nog wel meer op jazz en blues leunde was Milton Brown and his Musical Brownies. Afkomstig uit Stephenville, Texas (1903) begon Brown zijn muzikale carrière toen hij al 26 was. Dat was een gastoptreden met de Wills Fiddle Band, de voorloper van de Playboys. Hij bleef bij de band zingen tot hij in 1932 een eigen bandje oprichtte, de Musical Brownies. Op het repertoire van de Brownies stonden nummers als 'A Good Man Is Hard To Find', 'I'll Be Glad When You're Dead, You Rascal You', 'Memphis Blues' en 'Fan It'. De platen en radio-optredens zorgden ervoor dat de band al snel volle zalen trok. De elektrische steelgitaar van Bob Dunn, een noviteit, droeg daar het hare aan bij. Dat was in 1934, een jaar voordat Eddie Durham bij het orkest van Jimmie Lunceford opzien baarde met een zelfgebouwde elektrische gitaar, het Spaanse model dus.
Slijmerige balladen De Musical Brownies hadden het ver kunnen schoppen, ware het niet dat hun leider in april 1936 aan de gevolgen van een auto-ongeluk overleed. Brown was achter het stuur in slaap gevallen, of had een klapband gehad, dat is nooit opgehelderd. Hij werd 32. Zijn broer Derwood, die gitaar in de band had gespeeld, nam de Brownies over en hield die nog een paar jaar in leven.
Ook de western bands kregen te maken met de gevolgen van de Cabaret Tax tijdens en na de oorlog, waardoor veel danszalen hun poorten moesten sluiten. Maar mede dankzij het gegeven dat cowboybands frequent in voor- en hoofdfilms te zien en te horen waren (met Roy Rogers als ongekroonde koning), bleef het genre populair tot een eind in de jaren vijftig. Rock and Roll en Rockabilly, waarvan de wortels diep in de Western Swing reikten, werden nu de dominante muziekstijlen. Wat mij betreft gaf zanger Jim Reeves de muziek met zijn slijmerige balladen de genadeslag. Zo rond 1960 kreeg het larmoyante aspect van de muziek (dat er altijd was gewest) de overhand in de C&W.
De Western Swingtraditie wordt tot op de dag van vandaag levend gehouden door de band Asleep At The Wheel. Geen idee of die naam gelinkt is aan het ongeluk van Milton Brown.