Draai om je oren
Artikel



home  
    
    
 

Mighty Atom Chick Webb ontketende de drums

Het onvolprezen reissue-label Mosaic heeft zijn zoveelste mijlpaal bereikt met 'The Complete Chick Webb & Ella Fitzgerald Decca Sessions 1934-1941'. We proeven de sfeer van de legendarische Savoy Balroom. Maar bovenal hebben we hier de meisjesjaren van een koningin op acht cd's.

door Eddy Determeyer, december 2013

Vanaf de twee podia in de Savoy Ballroom, op de tweede verdieping van 596 Lenox Avenue, Harlem, keek je uit op het trappenhuis. Daar zagen de muzikanten het publiek naar boven komen en links- of rechtsaf slaan om een plekje te zoeken op de banken en de zitjes tegen de achterwand (de straatkant). Maar die zondagnacht in januari 1938 zagen de muzikanten niemand binnenkomen, om de eenvoudige reden dat de zaal vanaf de eerste minuut stampvol was. Normaliter was de Savoy (ook wel bekend als The Track, omdat er ooit, in de jaren twintig, hondenrennen werden georganiseerd) met tweeduizend dansers goed gevuld. Dan had je als enthousiaste jitterbug op vijftien bij zestig vierkante meter nog aardig de ruimte. Thans stonden er tussen de vier- en vijfduizend muziekliefhebbers bijeengepropt, gelokt door de radioboodschappen en de affiches die door heel Harlem hingen. Het ging om een Battle of the Bands, tussen het huisorkest onder leiding van Chick Webb ('The King of the Drums') en de nieuwe band van Count Basie ('The Royalist of the Keyboard'). Buiten hield de politie nog eens vijfduizend man in het gareel die er dus niet in konden en het spektakel via luidsprekers volgden.

De Basie-band was zonder een aantal van zijn stersolisten begonnen, onder wie de baas zelf: die waren nog onderweg van Carnegie Hall, waar ze gastsolisten waren geweest van 'King of Swing' Benny Goodman. Dat concert zou al snel legendarische proporties krijgen, maar de Battle als toetje was misschien nog wel spectaculairder.

Duke Ellington, die zich in het publiek bevond, nam voor de eerste nummers de honneurs voor Bill Basie waar. Ook hij was gevraagd om als gast in Carnegie Hall op te treden. Hij had de invitatie beleefd afgeslagen: uiteraard hoopte hij ooit met zijn eigen Famous Orchestra in de meest prestigieuze concertzaal van New York op te kunnen treden. Dat zou nog vijf jaar duren, overigens.

Om te zeggen dat de verwachtingen hooggespannen waren zou een grof understatement zijn. De Basie-band was drie weken eerder in de stad gearriveerd en zijn reputatie was als een e-macht omhooggeschoten. Edoch: het gestroomlijnde orkest van drumwonder Webb op zijn eigen terrein bevechten, dat was serieuze shit. Niemand, de bigbands van Duke Ellington en Jimmie Lunceford uitgezonderd, had het ooit kunnen winnen van 'The Mighty Atom'. Zo werd de drummer wel genoemd, omdat hij ten gevolge van kinderpolio een vergroeide ruggegraat en een bochel had en nog geen 1 meter 50 mat. Hij was nauwelijks groter dan zijn imposante bastrommel en bediende op maat gemaakte pedalen. Misschien had hij zich juist mede door die handicap een weg omhoog gevochten.

De Basie-mensen begonnen en voor zover er achter in de zaal ruimte was, werd er fanatiek gedanst. Tien rijen dik stond het publiek voor de podia. De Lindy Hoppers lieten zich niet onbetuigd. Dat was een groep koppels die de crème de la crème vormde van de meer acrobatische dansers en een eigen cirkel, de Cats Corner hadden, waar ze de goegemeente hun laatste moves vertoonden.

Maar toen Chick Webb aan de beurt was – de orkesten volgden elkaar naadloos op – gebeurde er iets vreemds. Om te beginnen was duidelijk, dat de zangmicrofoon niet goed functioneerde. De Savoy was een van de eerste danszalen met een state-of-the-art P.A.-systeem, maar nu stond zangeres Ella Fitzgerald weinig elegant te hannesen met haar mike. Zeker zo vreemd was het gedrag van de Lindy Hoppers. Die bleven stokstijf staan gapen naar 'hun' orkest, waar ze normaliter avond aan avond met overgave hun adembenemende swingouts en gedurfde airsteps bij uitvoerden. Wat was er aan de hand?

Niet lang voor de Battle was Snookie Beasley, een lid van de Lindy Hoppers, naar een repetitie in de Savoy gekomen met een nieuwe plaat van Basie bij zich. "Franky, dit moet je horen," had hij tegen Frankie Manning gezegd, de Top Dog van de dansers. Met veel misbaar ging dat gepaard: Snookie placht zijn argumenten kracht bij te zetten met drukke gebaren. Meestal had Snookie gelijk: hij wist de hotste nieuwtjes altijd als eerste. Die middag splitsten de Lindy Hoppers zich in twee facties: degenen die voor het nieuwe, lichte, verende geluid uit Kansas City kozen en de dansers die loyaal bleven aan de massief beukende swing van Chick. Het nieuws dat er Lindy Hoppers waren die twijfelden aan zijn hegemonie, bereikte ook de leider van het huisorkest. De baas gold als lichtgeraakt – er waren muzikanten die hem een Jekyll-and-Hyde karakter toedichtten. Zijn reactie liet aan duidelijkheid weinig te wensen over. "Wat kan het mij verdomme verrotten wat die luizige Lindy Hoppers denken of beweren. Wie heeft hen nodig? Wat mij betreft kunnen ze naar de duivel lopen en hun mama's erbij!" Toen hij dat gezegd had, draaide hij zich om en zag dat Herbert White, beter bekend als Whitey, getuige was geweest van zijn uitbarsting.

Whitey was de voormalige uitsmijter en floormanager van de danszaal, die op een gegeven moment de officieuze manager was geworden van de beste dansers, de Lindy Hoppers. Hij zorgde ervoor, dat de dansers onder namen als de Harlem Congeroos of Whitey's Hopping Maniacs in theaters en films konden optreden. Toen Webb Whitey zag, keek hij hem aan met een blik van 'zo, dat heb ik gezegd, take it or leave it'. De kleine drummer haalde zijn schouders op en hobbelde weg.

Ik zal je krijgen, dacht Whitey op zijn beurt. Hij instrueerde zijn dansers tijdens de Battle niet te reageren wanneer het orkest van de drummer aan de beurt was. Dat trok ieders aandacht, je kon de irritatie op het gezicht van de bandleider zien groeien en Charlie Buchanan, de manager van de Savoy, riep Webb en Whitey bij zich na de eerste set. De twee sloten vrede en tijdens de tweede set sprongen, zwaaiden en draaiden de Lindy Hoppers als vanouds.

"Zoiets had je nog nooit van je leven meegemaakt," glunderde Earle Warren, leider van de saxsectie van Basie, bij de herinnering aan de ontmoeting. "Toen wij terugkwamen voor onze tweede set en met 'Swingin’ The Blues' openden... Hihi, Jo Jones was béter dan Chick Webb! Als instrumentalisten hadden wij ons steentje bijgedragen en nu viel Jo Chick Webb rechtstreeks aan! He laid it down, boy! O ja, die was apart! Zeker, iedereen had Chick hoog zitten. O, Chick Webb! Toen het over was duurde het een maand voordat het stof was neergedwarreld. It was fan-tas-tic, The Battle of Jazz, in wat het Mecca heette. Nu waren wij de Kings of Swing."

Zo dacht ook de pers erover. Het applaus voor Basie was iets langer en intenser geweest dan voor Webb en het blad Metronome kopte zijn recensie 'Basie’s Brilliant Band Conquers Chick'. Maar er werd niet bijgezegd dat van de bezoekers die ook een formulier hadden ingevuld meer dan tweederde voor het huisorkest had gestemd. Ella Fitzgerald had zelfs drie keer zoveel stemmen gekregen dan Billie Holiday, Basies vocaliste.

Shout chorus
Chick Webb (1905 of 1909-1939) was natuurlijk niet de eerste echte drummer in de jazz. Met zijn voortreffelijke coördinatie was hij wel de beste bigbanddrummer, die de arrangementen extra reliëf gaf met feilloos juiste begeleiding en breaks. Collega Louie Bellson legde ooit uit: "Als we het hebben over het shout chorus in de jazz bedoelen we dat de jongens er op een gegeven moment een eind aan gaan draaien. Dat houdt in dat de drummer, de ritmesectie, de zaak zó moet zien in te richten, dat wanneer het orkest aan dat shout chorus begint, dat ook echt het einde inluidt en iedereen er volop tegenaan gaat. Soms werd het shout chorus van de band ingeleid met een break van vier maten, of van twee maten, soms een drumbreak van acht maten. Wel, Chick Webb was daar een meester in."

Webb was ook niet de eerste drummer die langere solo's speelde. Zeker is, dat in New Orleans 'Red Happy' Bolton, drummer van de society band van John Robichaux, tien jaar vóór Webb al solo's speelde die een compleet chorus duurden of meer. Zijn tijdgenoot A.G. Godley deed iets dergelijks in Dallas, als lid van Alphonso Trents gesofisticeerde orkest. Dat was een volstrekt nieuw fenomeen: het drumstel als muziekinstrument. Vanaf het prille begin van de jazzmuziek hadden orkesten en kleinere groepen drummers gehad, doch hun taak had zich heel lang beperkt tot het simpele maathouden, vastigheid geven aan de dansers. Wanneer we de opnamen uit 1913-14 van Jim Europe's proto-jazzband beluisteren, met Charles 'Buddy' Gilmore op snaartrommel, woodblocks, Chinese templeblocks en glockenspiel, valt op dat die laatste - zijn exuberantie ten spijt - zich in feite aan de gangbare marspraktijk houdt. Ook het ritme van de ragtime ligt dicht bij de mars.

Dat is significant: het jazzritme is ontstaan uit de (Europese) marsmuziek. Onlangs heb ik het een popprofessor weer eens horen verkondigen: melodie en arrangement – hij bedoelde vermoedelijk harmonie – komen uit Europa, het ritme uit Afrika. Dat ligt lekker voor de hand, nietwaar, maar volgens mij klopt daar niets van. Een historisch en hardnekkig misverstand is het. De laat-negentiende eeuwse ritmes in de dansmuziek van New Orleans werden geïntroduceerd door de brassbands en die speelden geen Afrikaanse patronen, doch roffelden gewoon marsen, populaire deuntjes, ouvertures en ander lichtklassiek spul. Helaas bestaan er geen opnamen van New Orleans brassbands uit de periode 1860-1925, de bloeitijd van het genre. Uit latere registraties kunnen we concluderen dat het slagwerk vermoedelijk altijd de ruggengraat van die ensembles vormde en dat die rol op een overwegend traditionele wijze werd vervuld. Dat strookt met de platen van kornettist Louis Dumaine uit 1927. Destijds werden er relatief veel (maar lang niet alle!) jazzbands uit de Crescent City opgenomen, maar de drums kwamen er steevast bekaaid vanaf. In verband met de primitieve technische mogelijkheden van de mobiele studio's beperkten de meeste drummers zich tot bescheiden getik op de woodblocks, of werden ze zover weggemixt dat ze in de ruis en het geweld van de overige instrumenten verzwonden. James Willigan, slagwerker van Dumaines Jazzola Eight, wist om de een of andere reden te ontsnappen aan dat lot. We horen hem roffeltechnieken gebruiken die hoogstwaarschijnlijk overeenkomen met het contemporaine werk in de straatorkesten. Opnamen van de Rhythm Boys van pianist Joe Robichaux uit 1933 laten een wel zeer doordringend timmerende drummer, Ward Crosby, horen. Wat was er in New Orleans aan de hand met dat ritme?

Bassist Aaron Bell, die rond 1940 in New Orleans studeerde, aan Xavier University, werkte er met plaatselijke bigbands, waaronder die van pianist Fats Pichon en multi-instrumentalist Herb Leary. "Volgens mij waren die ánders," herinnerde hij zich zijn stages. "Het had iets aards... Alles was nieuw voor me, zo voelde dat tenminste aan. Die andere orkesten, in Chicago en Kansas City, die klonken als aftreksels van wat er in New Orleans aan de hand was. Zo klonk dat echt. Er zat iets van een oerwoudritme in. Dan heb ik het over de zwarte orkesten daar, dat vond je nergens. Chick Webb? Nee, ik heb nooit bewust een vergelijking gemaakt... maar volgens mij zat Chick Webbs band, vanwege zijn drummen, vermoedelijk dicht bij dat gedoe in New Orleans." De bands waar Bell, die later bij Ellington ging werken, het over had hebben geen opnamen achtergelaten. Een belangrijke periode is ongedocumenteerd gebleven. Maar het lijkt er dus op dat de rol van de drums in de loop der jaren evolueerde. Van netjes maat houden tot een meer geëmancipeerd optreden.

Slagwerk subtiel
Meesterdrummer en muziekdocent Max Roach vertelde ooit: "Vaak wordt de geschiedenis heel direct, op het moment zelf dat ze gestalte krijgt, in de cultuur weerspiegeld. Ook al heeft de artiest zelf dat misschien nog niet in de gaten. Met het op het wereldtoneel verschijnen van de Afrikaanse naties, die dus als onafhankelijk uit de koloniale periode tevoorschijn kwamen, zien we dat percussie-instrumenten op de voorgrond komen te staan. Je kreeg dus meer slagwerk te horen. Vóór die periode – ik herinner me de bigbands waarin het slagwerk meer gevoeld dan gehoord werd. Dat speelde gedurende de hoogtijdagen van het kolonialisme, de jaren dertig. Heel subtiel, het slagwerk klonk heel subtiel. Ik kan me mijn eerste platensessie met tenorist Coleman Hawkins voor de geest halen, in 1943. De drums stonden in een hoek van de studio opgesteld, behoorlijk ver van de rest van de groep, met quilts, dekens over de basdrum en zakdoeken op de snaar. In technisch opzicht hadden ze me best kunnen opnemen, toen."

"Maar met het ontwaken van de Afrikaanse naties kreeg je, na al die jaren van slagwerkgebrek, een overvloed aan percussie. Dat zou er heel goed mee te maken kunnen hebben gehad. Kunst is altijd de secretaris van de tijd geweest. Als ik naar een compositie van, zeg, Bach luister, of Mozart, dan kan ik me er bijna het tempo van die tijd bij voorstellen. Het gevoel dat alles erg langzaam ging, de mensen bleven op hun plek. Nu hebben we straalvliegtuigen, we leven in de jet age en de muziek weerspiegelt dat."

Voor de ontwikkelingen waar Roach op doelde was Chick Webb in zekere zin een wegbereider.

Op zijn negende was William Henry 'Chick' Webb een bekende figuur in de straten van zijn geboortestad Baltimore. Met de verkoop van kranten spaarde hij een drumstel bij elkaar. Er waren dagen dat hij drieduizend kranten sleet. Ook toen al brak hij records. Met zijn kleine gestalte was hij het middelpunt van de plaatselijke hipsters: in het vertellen van smakelijke verhalen en het plaatsen van gevatte opmerkingen hoefde hij in niemand zijn meerdere te erkennen. Jazzmuziek was nieuw en hot, en Chicks hartewens was een eigen swingend dansorkestje te starten. Hij begon als solist op een rudimentair drumstel op straat te spelen en het was van meet af aan duidelijk dat die kleine gast een natuurtalent was. Zijn eerste 'echte' job was met een orkestje dat zich de Jazzola Band noemde. De gitarist heette John Trueheart; ze werden boezemvrienden en Trueheart zou lid van Chicks band blijven tot na de dood van de orkestleider.

Via Duke Ellington, die een paar jaar ouder was en een boekingskantoortje was begonnen, kon de jonge drummer een orkestje beginnen in de Black Bottom Club in New York. Het kwintet bestond uit Bobby Stark, Johnny Hodges, diens zwager Don Kirkpatrick, Trueheart en Webb op trompet, altsax, piano, gitaar en drums respectievelijk. Via de Paddock Club belandde het orkest, dat inmiddels zeven man telde en zich de Harlem Stompers noemde, in de nieuwe Savoy Ballroom. Dat was in januari 1927. De groep breidde zich gestaag uit en Webb wist zijn mannen bijeen te houden door koppig elke schnabbel te weigeren die zou impliceren dat hij met een gewijzigde bezetting moest werken. Dat resulteerde in een karig regime en het delen van één hotelkamer door het hele orkest. Maar de drummer had een goede neus voor talent en een van zijn bewonderaars was pianist en orkestleider Fletcher Henderson, die met enige regelmaat de band van Webb plunderde. Dat vond die laatste natuurlijk lullig, maar hij was er van de andere kant ook wel een beetje trots op. 'King of Jazz' Paul Whiteman was een andere beroemde orkestleider die zich van tijd tot tijd op de hoogte kwam stellen van de vorderingen van de Harlem Stompers.

En zo belandden de Stompers, die ook wel The Jungle Band heetten, als dat zo uitkwam, na engagementen in onder meer de Roseland en de Cotton Club en een tournee met de revue Hot Chocolates, in 1931 andermaal in de Savoy. Inmiddels telde de band elf man, onder wie stilisten als Jimmy Harrison (trombone) en Benny Carter (rieten en arrangementen), terwijl de onvolprezen Hilton Jefferson soeverein en soulvol de saxsectie leidde. Het publiek van de Savoy lustte er wel pap van. Van de Armstrong-imitaties van Taft Jordan en van de hits die door altist Edgar Sampson werden geschreven, 'Don’t Be That Way', 'Stompin’ At The Savoy', 'Blue Lou' – die prompt door Benny Goodman geannexeerd werden. Van de dynamische drumbreaks van de leider kreeg het nooit genoeg. Hier was dus een orkest dat de hegemonie van Luis Russell aanvocht. Russell leidde tussen 1929 en 1934 de meest stomende jazzband van New York. Een kunst was dat eigenlijk niet: de complete ritmesectie, onder wie de baas zelf, was uit New Orleans afkomstig.

Uit de plaat
Op de Mosaic-box is de ontwikkeling van het orkest mooi te volgen – vanaf 1929, overigens, en niet 1934, zoals de titel suggereert. De formaties die Webb leidde, waren vanaf het begin goed geoliede machines. Als je 'Go Harlem' hoort, kun je je voorstellen dat heel Harlem inderdaad uit de plaat ging, in 1936.

Maar inmiddels hadden Benny Carter en Bardu Ali (die het orkest 'dirigeerde' en potsen bakte) een zestienjarig weeskind ontdekt dat de Amateur Night in het Apollo Theatre had gewonnen. Een apart geluid had ze - een beetje meisjesachtig, maar ook heel muzikaal, een prima timing en altijd zuiver. Innemend, dat was het woord. De bandleider was aanvankelijk sceptisch geweest – het kind zag er niet uit – maar toen hij haar eenmaal had horen zingen, ging ook hij overstag. En zo debuteerde Ella Fitzgerald op 12 juni 1935 op de plaat met de nummers 'I’ll Chase The Blues Away' en 'Love And Kisses'. Ook de bezoekers van de Savoy waren meteen gevallen voor dat lange meisje, dat zo hartverwarmend zong en danste als de beste in de zaal, ook nog eens. Benny Goodman, op dat moment op tournee door de States, de tournee die hem in augustus in Los Angeles de titel 'King of Swing' zou opleveren, probeerde Ella over te halen bij hem te komen werken. Hij kreeg nul op het rekest, net zo goed als Lunceford, die met een soortgelijk voorstel kwam. Hoewel de teenager idolaat was van de gestroomlijnde swing van Luncefords Harlem Express, bleef ze loyaal aan Webb, bij wie ze nu woonde en aan wie ze verschrikkelijk gehecht was geraakt. Uiteindelijk zouden de Webbs Ella officieel adopteren. Chick Webb op zijn beurt was volledig toegewijd aan zijn prille ster. Hij nam zelfs een jonge blanke arrangeur in dienst, Al Feldman (die later zijn naam in Van Alexander veranderde), om populaire wijsjes Ella-rijp te maken.

"Ik heb twee jaar lang voor hen gearrangeerd en ik heb met de band getourd," vertelt de arrangeur, de enige van de originele organisatie die nog leeft. Hij is 98. "Ik kreeg daar een behoorlijk goeie opleiding, moet ik zeggen. Mij wordt wel eens gevraagd of er geen sprake was van racistische vooroordelen. Mijn antwoord is altijd dat ik kleurenblind was. Mij maakte het niets uit wat voor kleur ze hadden, voor mij was de vraag of ze goed waren het enige dat telde - en zij waren goed, stuk voor stuk. Welke nummers? O god. Dingetjes als 'Wacky Dust' en op de achterkant van 'A Tisket-A Tasket' stond 'Liza', met Chicks drumsolo. In veel publicaties wordt dat aan Benny Carter toegeschreven, maar die heeft in het openbaar verklaard dat het mijn arrangement was. Niet dat het zó geweldig was, hoor. Verder dat Duke Ellington-nummer 'Azure' en popsongs als 'Vote For Mr. Rhythm', 'Hallelujah!'. Om dat allemaal uit het blote hoofd op te lepelen... Voor mij was het een geweldige tijd en het was ook mijn entree in de muziekbusiness."

Eind '37 zorgde 'Rock It For Me' voor opschudding in de jukeboxen en vijf maanden later explodeerde de bom. Wekenlang had Ella haar arrangeur de kop gek gezeurd om voor haar een dingetje te bewerken dat ze had verzonnen, een soort kinderliedje. Een niemendalletje dat ze 'A Tisket-A Tasket' had genoemd. Binnen no time stond het liedje met het vrolijke ritme over het meiske dat haar gele mandje verloren had nummer één in de radiopolls. 'A Tisket-A Tasket' werd de eerste millionseller voor een zwarte swingzangeres. Het werd door Jan en Alleman gecoverd, Ella zong het in de Abbot and Costello-film 'Ride ‘em Cowboy' en vanaf nu draaide het orkest meer dan ooit om zijn zangeres. Bij de 43 nummers die het Chick Webb Orchestra nog zou opnemen, zaten slechts vier instrumentals. Dat was uiteraard de politiek van Jack Kapp, de baas van het platenlabel Decca. Maar ook Webb zelf vond het wel prima zo: maatschappelijk succes was iets waar hij zijn hele leven al naar had gestreefd. En thans brak het orkest inderdaad alle bezoekersrecords. In het Pearle Theater, Philadelphia, trokken Fitzgerald en Webb in een week 50.000 bezoekers. In een tijd dat je een toporkest kon inhuren voor vijfhonderd dollar zette het gouden koppel $40.000 om tijdens een week in het Paramount Theater in New York, Benny the King en passant wat dat betreft onttronend.

"Jammer," vindt Van Alexander, "dat nadat 'Tisket' zo aansloeg en de band zo veelgevraagd werd en er zo veel geld verdiend werd, dat die arme Chick het niet meer mee mocht maken daar de vruchten van te plukken. Omdat hij al zó ziek was."

Dat was waar: de orkestleider leed de laatste jaren van zijn leven helse rugpijnen. Die ranselde hij van zich af wanneer hij achter zijn drums zat. Op deze Mosaic-set en op liveplaten hoor je dan ook niets van zijn aftakeling, van een afname van zijn spreekwoordelijke drive. Ook liveopnamen uit de Savoy en de Blue Room laten een uiterst vitale drummer horen, die een stuk extraverter tekeer gaat dan op zijn commerciële singles. Een uitzending vanuit het Southland Cafe in Boston, een maand voor zijn dood, is niets minder dan een showcase voor wat op dat moment, mei 1939, het allerbeste swingorkest ter wereld was. Met de zichzelf overtreffende Mighty Atom achter de kokende ketels.

Spirituele dimensie
Vier maanden eerder had de Franse jazzcriticus en producer Hugues Panassié de drummer in de Savoy Ballroom aan het werk gezien. Hij had pal vooraan gestaan, voor de basdrum van de leider en die avond had voor Panassié een spirituele dimensie gekregen. In zijn boek 'Cinq Mois à New-York' schrijft hij: "Zo gauw het orkest aan het tweede chorus begint, gaat hij met een ongelooflijke kracht loos, waarbij hij op zijn grote bekken een verpletterend ritme slaat. Mijn adem wordt afgesneden. Hij is maar net zo begonnen of enthousiaste 'aooohs' ontsnappen aan de borst van Milton [Mezzrow] en de zwarte lui die om me heen staan. Dat zijn geen gewone kreten van enthousiasme. De intense swing van Chick Webb ontrukt die kreet letterlijk aan hen. (...) Hier hebben we niet langer te maken met 'verfijnde artistieke emotie', zoals min of meer ontaarde intellectuelen die kunnen ervaren en ook niet met 'sensuele muziek' zoals die gezongen wordt door nog erger ontaarde stompzinnigen. Hier hebben we een niet uit te drukken vreugde, een pure vreugde waarin geen ruimte is voor welk beeld, voor welke gedachte van de geest dan ook. Een genot zo basaal als van de bloem onder de zon. Ik heb het gevoel dat ik voor het eerst tot het hart van deze muziek doordring. Alle secundaire elementen negerend (kleur, stijl, klankrijkdom), tot dat essentiële dat nooit uitgedrukt kan worden, of uitgelegd: je beleeft het of je beleeft het niet. Da's alles. (...) En het is Chick Webb die dat allemaal aanricht! Ik zal hem altijd achter zijn drums blijven zien, met dat binnensmondse lachje, ik zal altijd die geweldige 'boem' horen die zijn voet aan de grote trommel ontlokt en die me vol in de maag raakt. Altijd zal ik die handjes zien, die zo intelligent en ongelooflijk met de bekkens in de weer zijn, die uit die heldere trommels die verbazingwekkende sonoriteit puren, waarbij hij alle andere drummers achter zich laat. (...) Het succes van Chick Webb in de Savoy heeft me goed gedaan. Voor Ella Fitzgerald, de geweldige zangeres van de band, werd minder geklapt dan voor Chick zelf. De zwarte mensen zijn dus nog zuiver genoeg, nog voldoende vervuld van de geest van hun eigen muziek, dat ze van een grote drummer evengoed in extase raken als van een grote zangeres! Zolang dat nog het geval is, is er niets verloren."

Hoe dan ook, het is duidelijk dat Chick Webb favoriet was en bleef bij de dansers. In 1935-36 had de al langer populaire Lindy Hop er een dimensie bij gekregen. Dansers gingen bewegingen die aan jiujitsu verwant waren aan hun centrifugale stijl toevoegen, waarbij partners door de lucht vlogen als meikevers aan een draadje. Frankie Manning was 21 en werd, samen met de iets oudere Shorty Snowden, beschouwd als de beste Lindydanser van de Savoy. Zijn finest hour was de avond dat hij en zijn partner Frieda Washington tijdens een danswedstrijd een nieuwe figuur introduceerden, waarbij het meisje een soort koprol achterover via zijn rug uitvoerde. Wekenlang had het koppel erop geoefend. In zijn autobiografie 'Ambassador of Lindy Hop' herinnert Manning zich de bewuste avond. Iedereen bracht zijn specialiteit en danste zich uit de naad en als laatsten stonden Frankie en Frieda op het programma. Op welk nummer ze het liefst wilden dansen, had de bandleider gevraagd. Nou, dat werd dus 'Down South Camp Meeting'. En welk tempo? Manning antwoordde door met zijn vingers te knippen. De band begon en het duo had direct het gevoel dat de muzikanten hun uiterste best deden hen zo goed mogelijk te accommoderen. "Alsof ze het publiek lieten weten dat ik hun man was. Voor deze vogel gaan we swingen."

Om te beginnen slingerde hij Frieda zo ver de ruimte in dat het leek alsof ze de volledige vloer nodig hadden. "Elke keer dat ik mijn been naar buiten schopte, ging Chick DJBOEM! Wanneer ik een swingout uitvoerde, speelde Taft Jordan BIEEEOEWWW! Frieda kon het beste twisten van alle meiden en dat liet ze merken ook. Als ze om me heen tolde speelde Chick CHIEIE-CHI-CHI-CHIEIE-CHI-CHI! op zijn bekkens, precies in de maat met haar. Ze speelden een riff achter me en ik dacht: Yeah, keep up with me, guys. Alles wat zij deden voelde ik en de band accentueerde elke pas van ons. Frieda en ik riepen ondertussen gewoon naar elkaar: 'Laten we een crossover Charleston doen.' 'Ja, okay.' 'Wat denk je van een boogie?' 'Prima toch.' – en we hadden het zo naar onze zin dat ik die hele wedstrijd glad vergat. Alles ging zo lekker dat zelfs het publiek met ons stond te rocken. We kwamen aan het eind van onze beurt, dus ik zei: 'Klaar voor die step?' 'Ja, we gaan ervoor.' Zo zei ze dat, ik herinner het me alsof het nu gebeurde. Ik zwiepte haar naar buiten en tolde zelf rond terwijl ik mijn been over haar hoofd zwaaide en Chick SJOEOEMMP! deed. Vervolgens sprong ik zo dat we rug aan rug stonden en toen flipte ik haar. Terwijl ze over me buitelde speelde hij CHI-CHI-CHICHI-CHI-CHI-CHOEOE! En toen ze precies op de maat de vloer raakte... BOEMP!"

Het koppel ging met de eerste prijs naar huis.

Van dat alles is eigenlijk bar weinig op de plaat terechtgekomen. Publieksfavorieten als 'Christopher Columbus', 'Down South Camp Meeting' en 'Jam Session' zijn niet bewaard gebleven. Om te weten hoe de Chick Webb-band in het wild klonk, ben je aangewezen op de liveopnamen. Daar er zeer regelmatig live radiouitzendingen vanuit de Savoy waren, is het niet denkbeeldig dat er te zijner tijd nog onbekende opnamen zullen opduiken.

In juni 1939 speelde het Chick Webb Orchestra, featuring Ella Fitzgerald, een job op een boot op Potomac River, in Washington DC, een blanke dansavond. Webb was de laatste tijd een paar keer flauw gevallen na een optreden, maar nu was het zo erg dat hij in een ziekenhuis moest worden opgenomen. Een week ging voorbij. Op 16 juni overleed de drummer. Hij had zijn moeder gevraagd hem rechtop te zetten, lachte zijn binnensmondse lachje en sprak I’m sorry, but I gotta go."

In Waters A.M.E. Church in Baltimore, waar hij lag opgebaard, trokken duizenden langs de kist. Opvallend was de blanke jongeman met zwart haar, die de hele dag naast de overledene zat, huilend als een kind. Het was dezelfde man die tijdens de Battle tussen Webb en zijn baas Benny Goodman hoofdschuddend naar de andere drummer had staan kijken en na afloop had verklaard dat hij nog nooit door een betere man was verslagen. Daags erna, toen het verkeer in verband met de begrafenis in de hele stad was stilgelegd, was Gene Krupa een van de dragers. De anderen waren Duke Ellington, Fletcher Henderson, Benny Carter, Al Cooper, Cab Calloway en Jimmie Lunceford. 30.000 Rouwenden stonden buiten het kerkgebouw, omsloten de stoet van tachtig volgauto's, zaten op de daken, hingen aan lantaarnpalen en regenpijpen en trokken zich niets aan van een tropische regenbui. In de kerk zong Ella "My buddy, my buddy, your buddy misses you." Ook bij haar begeleider Taft Jordan stroomden de tranen onbedaarlijk.

Meer informatie over de hierboven besproken 8 cd-box 'The Complete Chick Webb & Ella Fitzgerald Decca Sessions 1934-1941' (Mosaic Records) vind je hier.