Draai om je oren
Jazz en meer - Artikelen



home  
    
    
 

Onderdompeling van verschillende stijlen

Uitreiking VPRO/Boy Edgar Prijs aan Bert van den Brink, woensdag 11 april 2007, Bimhuis, Amsterdam

door Alexandra Mientjes, april 2007

Na een korte introductie van Vera Vingerhoeds begint het 'avontuur', zoals Bert van den Brink het noemt, en wenst hij ons een 'prettige reis'. Een avontuur is zeker het goede woord als het gaat om de set die van den Brink op de avond van de uitreiking van de Boy Edgar prijs neerzet.

De welbespraakte pianist introduceert de muzikanten: Ernst Reijseger (cello), David Kweksilber (klarinet), Benjamin Herman (altsaxofoon) en John Engels (drums), met wie hij daarna in duo's een aantal stukken volledig improviseert. Het samenspel tussen Van den Brink en Reijseger is onvoorstelbaar; de pianist en cellist vullen elkaar volledig aan en geven elkaar tegelijkertijd ontzettend veel ruimte. Er ontstaat een gevarieerd en experimenteel klankenspel. Van den Brink klinkt samen met Kweksilber bijna klassiek. Kweksilber stelt zich, in tegenstelling tot Reijseger en Herman, afwachtend op en mede daardoor blijft de muziek rustig en wellicht wat vlak. De samenwerking tussen de pianist en de altsaxofonist is interessant. Zeker omdat Herman niet echt bekend staat om zijn free-jazz optredens. Het komt dan ook onverwacht dat hij de leiding neemt in een swingend, vrolijk samenspel. Met Engels samen komt van den Brink tot een explosieve climax.

Wanneer alle muzikanten samen nog eens het podium betreden, komt het concert pas echt op gang. Waar je misschien chaos zou verwachten, klinkt juist ritme en dynamiek. De verschillende (!) stijlen van de muzikanten blijken onverwacht goed bij elkaar te passen en iedereen kan dan ook echt zijn ei kwijt in deze, wederom vrije, improvisatie. Herman en Kweksilber voeren letterlijk een gesprek door hun instrumenten en Reijseger gebruikt zijn cello als gitaar. Het ziet er allemaal misschien wat raar uit, maar het klinkt ongelooflijk indrukwekkend.

Voordat de Boy Edgar Prijs daadwerkelijk aan van den Brink wordt uitgereikt krijgen de aanwezige muzikanten de gelegenheid om het beeld in muziek te vertalen. Achtereenvolgens geven Benjamin Herman, Hein van de Geyn, Hans van Oosterhout, Ernst Reijseger, David Kweksilber, John Engels en tot slot Jesse van Ruller een bijzondere, soms grappige vertolking van het door Jan Wolkers gefabriceerde beeld. Joop van Zijl is degene die de prijs mag uitreiken en noemt hierbij een citaat uit het juryrapport: 'Bert van den Brink: spel: herkenbaar, stijl: onherkenbaar." De jury blijkt hiermee de spijker op de kop te slaan. Het ene moment denk je duidelijk Herbie Hancock te herkennen, terwijl bijvoorbeeld zijn solostuk 'Tristesse' zomaar een ballad van Brad Mehldau zou kunnen zijn. Van den Brink heeft deze stijlen echter zo goed onder de knie dat hij ze zeer adequaat weet te gebruiken, zonder te eclectisch te worden. Het interview met Vera Vingerhoeds kent helaas weinig diepgang. Er wordt te weinig doorgevraagd over de onherkenbare stijl van Van den Brink, wat juist de interessantste vraag is.

Na 'Tristesse' vervolgt Van den Brink met het stuk 'For Horace', een medium-tempo swingcompositie, waarbij zijn pianogeluid aan Thelonious Monk doet denken. Met zijn spel doet Van den Brink echt oude tijden herleven. Ook drummer Van Oosterhout en bassist Van de Geyn lijken af en toe zo uit de jaren zestig gestapt te zijn. Het stuk 'North Sea Night' is een compositie van Van de Geyn. Herbie Hancock klinkt door in het pianospel met uitgesponnen solo's, veel uitlopers in de hogere regionen van de piano, soms strak binnen het schema, maar soms ook totaal de andere kant op. Met Jesse van Ruller speelt Bert van den Brink het door de gitarist gecomponeerde stuk 'Amsterdam'. Ook hier leidt de samenwerking tot een prachtige symbiose. Het gitaargeluid van Van Ruller sluit goed aan bij de piano en de solo's van de twee muzikanten vloeien dan ook naadloos in elkaar over. Een piano-gitaar-combinatie blijkt ook erg groovy te kunnen zijn, met name Van den Brink zelf draagt hieraan bij. De toegevoegde waarde van de extra drummer bij de standard 'Love For Sale' is in het begin nog maar de vraag, maar bij de vier-om-vier solo's van de drummers is de vraag meteen beantwoord. De meer bebopgerichte klanken van Engels passen gek genoeg erg goed bij de hardbop solo van Van Oosterhout. De ballad 'Body And Soul', waarbij Van den Brink overstapt op Hammond en Engels gaat drummen, past niet goed binnen het repertoire van de avond. Het Hammondgeluid is erg wennen voor het publiek, dat de hele avond al naar piano aan het luisteren is.

De finale is een zeer swingende combinatie van souljazz en free jazz, wat ertoe leidt dat alle muzikanten goed tot hun recht komen. Nu is de Hammondsolo wel gepast en blijkt de pianist ook hiermee te kunnen climaxen; zoals de anderen overigens ook allemaal doen tijdens deze onophoudende jamsessie. Zelfs de cellist en klarinettist krijgen in dit stuk de ruimte om te doen wat ze willen. Ze doen dit op een magische, betoverende wijze. Elke keer weer neemt het slotstuk verrassende wendingen aan. Het weet de aandacht van het publiek goed vast te houden. Alles valt samen: instrumenten- en muziekgenre-combinaties blijken niet onmogelijk te zijn, maar gaan juist bijzonder goed samen. De 'onherkenbaarheid' van Bert van den Brinks stijl vormt de spil voor deze stijlenmix.

Het publiek wordt met dit avondvullend programma werkelijk ondergedompeld in de vele verschillende stijlen die Bert van den Brink tot in de puntjes weet te beheersen en tot uiting weet te brengen. Met de uitreiking van de prijs is 'het avontuur Bert van den Brink' gelukkig nog lang niet afgelopen.

Klik hier voor Hans Sirks' fotoverslag van dit concert.