Draai om je oren
Jazz en meer - Artikel



home  
    
    
 

De teloorgang van de Nederlandse jazzpodia

door Jacques Los, april 2007

Tot het begin van de jaren zestig was jazz erg populair in Nederland. In korte tijd (vanaf circa 1910) is deze muziekvorm niet alleen bekend geworden, dankzij de radio en de grammofoonplaat, maar heeft hij zich mede hierdoor ook artistiek snel kunnen ontwikkelen, daar belangwekkende improvisaties van baanbrekende musici - welke anders onmiddellijk vervliegen, om met de woorden van Eric Dolphy te spreken - ten gevolge van deze technische innovaties permanent vastgelegd konden worden als muzikaal document.

Zeker vanaf 1940 werd de jazz reeds als concertante muziek beschouwd. In talloze etablissementen en jazzclubs waren alle mogelijke jazzformaties te beluisteren, van ragtime, new orleans en dixieland jazz tot swing, bebop, cool jazz, west coast en hardbop. Na de oorlog waren de Dutch Swing College Band, de Dixieland Pipers, de Downtown Jazzband, de Millers, het Pia Beck Trio, Rob Pronks Boptet, het Atlantic Quintet en de Diamond Five favoriete groepen in Nederland.

Daarna echter daalde het aantal actieve jazzclubs onder druk van de opkomende popmuziek tot slechts een kleine dertig stuks. De befaamde Amsterdamse Sheherezade sloot in 1962. Ook bekende clubs als de Eindhovense Jazz Sociëteit en de Swing Society Zaanstreek stopten met hun activiteiten. De opkomst van de tv en dan met name de voetbalverslagen droegen eveneens bij tot een afname van bezoekersaantallen voor jazzconcerten. Een concert van Louis Armstrong in 1965 trok bijvoorbeeld maar een paar honderd bezoekers, doordat gelijktijdig de finale Internazionale-Benfica op de tv werd uitgezonden.

In die periode werd al duidelijk dat de nieuwe generatie Nederlandse jazzmusici zich niet meer voor honderd procent spiegelden aan de grote Amerikaanse voorbeelden. Sterker nog, eigenzinnige types als Willem Breuker, Misha Mengelberg, Theo Loevendie en Han Bennink creëerden een geheel eigen, Nederlands/Europese improvisatiemuziek.

Voor de jonge honden Willem Breuker, Willem van Manen, Maarten van Regteren Altena en Peter Bennink (broer van drummer Han) was dat bij lange na niet voldoende. Op 3 november 1970 pleegden zij een 'overval' ten huize van de toenmalige penningmeester in Alphen aan den Rijn, en traden Breuker en Van Manen vervolgens toe tot het bestuur. Van het oorspronkelijke bestuur bleven slechts Rudy Koopmans en Jaap de Rijke over. In 1971 werd door dit vernieuwde bestuur het 'Struktuurplan voor de Jazz in Nederland' bij het Ministerie van CRM ingediend. Onderdeel van dit Struktuurplan was het Podiumplan. Er moest worden voorzien in aanvullende honorering bij optredens van muzikanten op weinig kapitaalkrachtige podia.

Pas in 1974 werd er voor het totale plan subsidie verstrekt ten bedrage van 100.000 gulden. Het bestuur had gevraagd om 1,3 miljoen gulden. In 1981 was de subsidietoekenning gestegen tot 1,1 miljoen gulden. Ter vergelijking: de symfonieorkesten ontvingen in die tijd 50 miljoen en de opera 25 miljoen! Gelukkig waren en zijn er ook provincies en gemeenten die de jazz een warmer hart toedragen en subsidie toekennen.

De eerste podia die jazz- en geïmproviseerde muziek serieus geprogrammeerd hebben en daardoor in aanmerking kwamen voor provinciale en gemeentelijke subsidies waren onder andere Plus Etage (het voormalige Plushok) in Baarle-Nassau, Mahogany Hall in Edam, Hothouse Redbad in Leeuwarden, de Haarlemse Jazzclub, SMOR in Delft en de Dordtse Jazz Sociëteit. Later kwamen daar onder meer bij het SJU Jazzpodium (destijds het SJU-huis), O42 in Nijmegen, Stichting Jazzpower in Eindhoven, Paradox in Tilburg en de Gigant in Apeldoorn.

Deze podia werden merendeels gerund door vrijwilligers. Er ontstond in de loop der jaren een tamelijk groot circuit van min of meer kleine, zeer actieve podia in café-achtige ruimtes, bijvoorbeeld Wilhelmina in Eindhoven, Paradox in Tilburg, 't Hijgend Hert in Breda, de Regentenkamer in Den Haag, Bij Max in Den Oever, De Spieghel in Groningen en Dizzy in Rotterdam. Ook alternatieve culturele centra werden opgenomen in het jazzpodiumcircuit. Het resulteerde in een podiumbestand van zo'n 120 podia - groot en klein, van alles wat - waarvoor een navenante subsidie beschikbaar was.

In de jaren 1975-1996 werd als gevolg daarvan de professionele jazzmuzieksector - inclusief het podiumbestand - door de inmiddels Stichting Jazz en Geïmproviseerde Muziek in Nederland genaamde organisatie (de afkorting SJIN bleef gehandhaafd) zeer adequaat uitgebouwd. Maar de daaropvolgende reorganisaties in het Cultuurnotabeleid hebben een desastreuze uitwerking op de sector gehad. Staatssecretaris Nuis van de Dixieland-partij D'66 halveerde het aantal gesubsidieerde podia, PvdA'er Van der Ploeg creëerde een beleidsvacuüm voor kleinschalige podia en weer zo'n D'66-er – Medy van der Laan – heeft ondanks adviezen uit het veld geen poot uitgestoken, waardoor de situatie nog meer verergerde.

Het heeft geresulteerd in het feit dat van de circa 120 gesubsidieerde podia er nu nog zo'n 35 over zijn. De podia zijn verenigd in de VIP (Vereniging van Jazz- en Improvisatiemuziek Podia). De podium-infrastructuur is dus fundamenteel de nek omgedraaid. Door politieke onwil en bezuinigingsdriften ging de SJIN op in de MTN (Muziek en Theater Netwerk) en daarna in het Fonds voor de Podium Programmering en Marketing (FPPM).

Van de pioniers uit de beginperiode resteren nu nog Plus Etage (voorheen: Plushok), Hothouse Redbad, Mahogany Hall en Jazzpodium DJS (voorheen: Dordtse Jazz Sociëteit). Er zijn vier podia die structureel door het Ministerie van OCW (Kunstenplan) rechtstreeks worden gesubsidieerd: het Bimhuis in Amsterdam, het SJU Jazzpodium in Utrecht, Paradox in Tilburg en de Stichting Jazz International Rotterdam.

Behalve de politieke onwil geld te steken in de jazzsector, eist de politiek tegenwoordig dat zowel podia als musici marktgericht gaan functioneren. Begin jaren negentig – na de val van de Muur en dus het communisme (welk een coïncidentie!) – wordt marktwerking hét adagium. Artistieke overwegingen zijn van geen enkel belang. Muziek is een product. PR & Sales, dáár gaat het om. De podia moeten marktgericht werken. De zalen moeten vol.

Om in aanmerking te komen voor subsidie, moet een karrenvracht aan papieren worden ingevuld en dienen podia aan allerlei voorwaarden te voldoen, onder andere verplichtingen op het gebied van geluidsisolatie en voortvloeiende uit de Arbowet. Veel podia – voornamelijk geleid door goedwillende vrijwilligers c.q. jazzliefhebbers – kunnen en willen daaraan niet voldoen. Het gevolg: de tent wordt gesloten. Een ander aspect is dat, omwille van de economische principes, in zekere zin commercieel geprogrammeerd moet worden. Je trekt meer mensen met een braaf jazzkwartetje plus zangeres dan met het duo Guus Janssen/David Kweksilber of het Frank van Bommel Kwintet. Een beetje programmeur conformeert zich niet aan die commercialisering. Het gevolg: weg programmeur, weg jazz.

Het rigide, stringente bezuinigingsbeleid van de afgelopen jaren heeft ook bij gemeenten toegeslagen. Dat betekent dat vooral de plaatselijke cultuursector het kind van de rekening is geworden. Het gevolg: het enige plaatselijke culturele centrum schrapt de jazzprogrammering en organiseert bingoavonden.

Wat ook enorm meespeelt - ook andere cultuursectoren hebben daar last van - is de onmetelijke verstrooiingscultuur. De tv (al die commerciële zenders met hun nietszeggende, onbenullige programma's), de koopavonden en koopzondagen, het internet, al die plaatselijke en landelijke evenementen (Sail Amsterdam, de Charles Dickens-dagen in Deventer, enzovoorts) en de mega-popconcerten en dance-events. De keuze een jazzconcert te bezoeken – zeker door jongeren - zal niet snel meer worden gemaakt. Het jazzpubliek brokkelt af. Des te meer reden voor een fatsoenlijke overheid om juist deze sector optimaal financieel te ondersteunen.

De thans geldende regeling voor de 35 podia, die vastligt tot 2008, is voor het merendeel van die podia niet onbevredigend, alhoewel men het subsidiebedrag niet al te royaal vindt. Waar men ook tegenop ziet, is de periode na 2008. Wat gaat er hierna weer gebeuren en hoe hoog zal dán de subsidie zijn? De thans verstrekte subsidie zal in die nieuwe periode toch echt redelijk verhoogd moeten worden. Onzekere tijden breken dus weer aan...

Hieronder een overzicht van de verstrekte structurele concertsubsidies op jaarbasis aan de 4 'grote' podia en de 33 'kleine' door het Rijk in de periode 2006-2008 (jaarlijks):

OCW – 4 grote podia (Convenanten met lagere overheden): € 744.750 (69% van totaal)
FPPM (RKP) - 33 kleine, regionale podia: € 333.660 (31% van totaal)

Totaal: € 1.078.410

Onderstaande podia komen in aanmerking voor subsidie verstrekt door het FPPM:

Provadja, Alkmaar; Jazz Podium, Amersfoort; P60, Amstelveen; Live Jazz, Amsterdam; Beauforthuis, Austerlitz; Plus Etage, Baarle Nassau; Beaux Jazz, Breda; SMOR, Delft; Prospero, Den Haag; DJS, Dordrecht; Mahogany Hall, Edam; Stichting Jazzpower, Eindhoven; Jazzpodium Drienerlo, Enschede; JazzXperience, Gouda; Grand Theatre, Groningen; Stichting Jazz in Groningen; De Tor, Enschede; Jazz Affairs, Hoorn; Hothouse Redbad, Leeuwarden; De Correxie, Leiden; Hot House, Leiden; De Burcht, Leiden; Stichting Jazz International Rotterdam; MusicArte, Ruinerwold; De Toonzaal, Den Bosch; Artishock, Soest; Porgy & Bess, Terneuzen; Paradox, Tilburg; SJU Jazzpodium, Utrecht; Muziek Podium Zeeland, Veere; Kunsthuis 13, Velp; 't Lab, Zaandam; Nieuw & Diep, Den Helder.

Medewerking aan dit artikel verleenden:

  • Koos Roskam, programmeur Vereniging Jazzclub Mahogany Hall, Edam
  • Jaap de Rijke, Stichting GossipArt, 's-Hertogenbosch

    Geraadpleegde bronnen:

  • Artikelen in 'Nederlandse Jazzgeschiedenis' van Wim van Eyle, Bert Vuijsje en Kees
       Stevens, op de website van het Nederlands Jazzarchief.
  • 'Naar een beter jazzbeleid in Nederland', door Michiel Scheen op de blogspot Jazz in
       Nederland.
  • De Jazzorganisatie.
  • Het Fonds voor Podium, Programmering en Marketing (FPPM).