Draai om je oren
Jazz en meer - Artikel



home  
    
    
 

Artie Shaw: 1910-2004
Bandleider Shaw gaat het wat rustiger aan doen

Klarinettist Artie Shaw was een van de populairste bandleiders van de Swing Era. Zijn muziek riep gevoelens van euforie èn bewondering op. Hij verkocht 43 miljoen 78-toerenplaten, waarmee hij na Glenn Miller de meest succesvolle artiest van zijn tijd was. Shaw stierf op 30 december op 94-jarige leeftijd.

Door Eddy Determeyer, 13 januari 2005

Het leven van een orkestleider gedurende de Swing Era, ruwweg de periode 1935-1945, was gecompliceerd. Bandleiders die ruzie maakten met platenmaatschappijen en boekingskantoren, dat kwam veel voor. De artistieke pretenties van musici verdroegen zich niet altijd met de doeleinden van de muziekindustrie. In de jaren dertig was Irving Mills de belangrijkste Amerikaanse impresario van zwart talent. Maar zijn stal – met daarin onder anderen Duke Ellington, Jimmie Lunceford, Cab Calloway en Fletcher Henderson – liep leeg toen de bandleaders in de gaten kregen hoe ze tegen elkaar werden uitgespeeld en dat financiële verplichtingen niet werden nagekomen. Andere leiders hadden het constant aan de stok met hun muzikanten. Dat kon zijn omdat ze de lat zo hoog legden, of domweg omdat het egoïstische lieden waren zonder veel empathisch vermogen. Van Benny Goodmans muzikanten waren er maar weinig die geen gruwelijke hekel aan de man hadden.

Domme dwepers
Artie ShawMaar een bandleider die zowel de industrie als zijn muzikanten èn zijn publiek van zich vervreemdde, dat was natuurlijk ondenkbaar. Dat wil zeggen, totdat klarinettist Artie Shaw in 1938 met het nummer 'Begin The Beguine' doorbrak. Shaw was uit een eigenzinnig soort hout gesneden. Hij had te maken met de staf van RCA Victor, die krampachtig vasthield aan het axioma, dat eigenlijk uitsluitend muziek in strikt danstempo verkocht. Alles wat daarbuiten viel was met andere woorden onwenselijk. Bij zijn muzikanten was de klarinettist evenmin getapt. Aan hun favoriete gespreksonderwerpen, meiden, sport en meiden, had Shaw geen boodschap. Die converseerde liever over Dostoievski of Kierkegaard. Aan zijn autobiografie 'The Trouble with Cinderella' – in feite was het eerder een soort filosofisch traktaat – gaf hij motto's mee van onder anderen Walt Whitman, William Blake en Charles Fort. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stond Shaw aan het hoofd van een marine-orkest en maakte het zó bont dat hij zichzelf in zijn hut moest verschansen, daar sommige muzikanten hadden laten doorschemeren, dat ze hem per ongeluk best wel eens overboord zouden kunnen kieperen. Zijn publiek kon hem gestolen worden, dat vond hij maar domme dwepers. Wat moest iemand nou met een handtekening van hem? En, erger nog, wat moest hij zelf met tweeduizend fanbrieven per dag? Maar ja, die domme dwepers kochten wel mooi 43 miljoen platen van hem. En bezorgden hem een inkomen van meer dan 30.000 dollar – per week. Voor die tijd, 1938-1941, duizelingwekkende aantallen en bedragen.

Veelzijdig
Geen big band was zo veelzijdig als het Artie Shaw Orchestra. Het speelde werkelijk alles, van dixieland tot een geacheveerd soort Third Stream muziek avant-la-lettre en van kwijnende ballads tot superhete swingers, waar geen ballroomdak tegen bestand was. De recentelijk uitgebrachte cd Artie Shaw in de Centennial Collection van het Bluebird label geeft een excellente dwarsdoorsnede van Shaws topperiode. Shaw had al in 1935 een strijkkwartet in zijn eerste orkest opgenomen. Daarmee was hij een swing-bandleider die van het geijkte patroon afweek. Hij wist ook arrangeurs en componisten aan te trekken die met die strijkers uit de voeten konden, zodat de violen niet louter als versiering dienden of, op zijn best, als uitbreiding van het kleurenpalet van het orkest. Bij het merendeel van zijn collega-bandleiders was dat laatste het geval. William Grant Still, de arrangeur van de hit Frenesi, geldt als de meest vooraanstaande zwarte componist van 'serieuze' muziek van zijn tijd. Paul Jordan is onbekend gebleven, maar was, getuige zijn avant-gardistische composities voor Shaw, een toondichter van formaat. Lenny Hayton kon na zijn dienstverband bij Shaw zó overstappen naar de MGM studio's, waar hij in de jaren veertig en vijftig de muzikale leiding had.

Rusteloze geest
Artie Shaw moet 'Begin The Beguine', 'Frenesi' en zijn andere millionsellers honderden, zo niet duizenden malen hebben gespeeld. Maar vreemd genoeg voor zo'n rusteloze geest had hij daar eigenlijk nooit problemen mee. Die kwestie benaderde hij op een zen-achtige manier. In een interview in het blad Metronome legde hij in 1954 uit: "Elke keer is weer een nieuwe belevenis. Probeer jezelf voor te houden, ook al is het slechts voor de duur van dat specifieke stuk, dat dit de eerste keer is dat je het speelt. Vergeet met andere woorden alle eerdere keren. Speel niet op routine. Lees de noten en prent jezelf in dat ze fris en nieuw zijn. Als je in een sectie speelt, luister dan naar wat jij en je buren spelen alsof je het nooit eerder hebt gehoord of gespeeld. Probeer elke keer uit hoe je een eenheid kunt vormen. Ga niet zitten vergelijken. Streef er niet naar, het deze keer beter te doen dan de laatste keer. Daar gaat het niet om. Probeer om het zo goed mogelijk te spelen, punt uit."

Oude boeken
Artie Shaw werd in 1910 in New York geboren als Arthur Arshawsky, zoon van een Russische vader en een Oostenrijkse moeder. Als kind ervoer hij wat het is om als jood op te groeien in een WASP-omgeving (White Anglo-Saxon Protestant). Toen op zekere dag een oom een stapel oude boeken op de keukentafel van de Arshawsky's deponeerde betekende dat het begin van een levenslange leesverslaving. Arties moeder deed hem op pianoles – iets wat hij haatte. Liever hing hij rond bij de Grand Avenue-bende, waar hij leerde stelen, met andere gangs vechten en meer van dat soort nuttige praktijken. Vaudeville-shows in een plaatselijk theater wekten zijn belangstelling voor de wereld van het entertainment. Na tien weken vakantiewerk kon hij een tweedehands saxofoon kopen en zo begon Artie Shaw op zijn veertiende een muzikale loopbaan die hem volop faam en fortuin zou bezorgen – maar nauwelijks zielenrust. Met vallen en opstaan leerde hij zichzelf spelen en al snel won hij tot zijn stomme verbazing de eerste prijs in een talentenjacht voor amateur-muzikanten. Het Peter Pan Novelty Orchestra volgde, een semi-professioneel kwartet waarmee de nieuwbakken saxofonist de feesten en partijen van New Haven opluisterde, waar de familie Arshawsky op dat moment woonde. Daarna kwamen de professionele dansorkesten en de rest is geschiedenis.

Windbuilen en profiteurs
Shaws idee was met muziek zo snel mogelijk zo veel mogelijk geld te verdienen, zodat hij een boerderij kon kopen om zich daar, behalve met het agrarisch handwerk, bezig te kunnen houden met zaken die er echt toe deden: lezen en schrijven. Die weg bleek gladder dan hij zich had voorgesteld. Al vrij snel was hij een goed betaalde studiomuzikant, maar het liep uit de hand toen hij zijn eigen swingorkest begon. Voor hij het wist was hij multimiljonair. De muziek vervolgens vaarwel zeggen had de nodige voeten in de aarde. De muziekbusiness, met zijn windbuilen en profiteurs, kon hem gestolen worden. Doch de muziek zelf bleef trekken. Telkens wanneer hij een orkest opdoekte om zich ongestoord aan Hogere Zaken te kunnen wijden, was het geluk van korte duur. En telkens wanneer hij dan in arren moede maar weer een nieuwe big band begon scoorde hij een verse miljoenenhit met alle consequenties van dien.

Klarinet als schemerlamp
Dat duurde tot 1954. Na een laatste platensessie met zijn Gramercy Five (zoals hij zijn combo's noemde) maakte hij nog een Australische tournee met vocaliste Ella Fitzgerald en vervolgens trok hij zich terug op zijn boerderij in Pine Plains in de staat New York. Hij voelde niets voor een leven als Benny Goodman, zijn grote rivaal, die zichzelf na 1950 nog uitsluitend zou herhalen. Zijn instrumenten gaf hij weg of verkocht hij, op een exemplaar na waar hij een schemerlamp van knutselde. Ja, stiekem bewaarde hij nog één klarinet. Want om je verleden helemáál te verloochenen is ook weer zoiets. Zijn autobiografie had hij toen al geschreven. Andere boeken volgden. Shaw produceerde Broadway-projecten en bekwaamde zich als scherpschutter, een nieuwe passie. De muziek probeerde hij consequent zo ver van zijn bed te houden als maar mogelijk was. Artie Shaw was geen man die er genoegen in schepte, om te kijken. In een Down Beat-interview zei hij in 1970: "Iedereen heeft het altijd over de goeie ouwe tijd… de goeie ouwe tijd heeft ons Hitler en oorlog gebracht. Dus daar geloof ik niet in. Ik geloof ook niet in de Ford van 1938. Als je een Ford koopt, koop je een Ford van 1970." Dat impliceerde overigens niet, dat hij de muziek van 1970 prefereerde. "Het is vandaag de dag precies hetzelfde als destijds, één grote saaie bedoening. Er zijn wat dingetjes van The Beatles die me wel wat doen, maar het meeste spul van tegenwoordig is gewoon stront. Zo simpel ligt het." Het mag dan ook een wonder heten dat iemand hem in 1992, hij was toen al 82, zo gek kreeg, om met een nieuwe big band op tournee te gaan. Shaw beperkte zich tot dirigeren – die ene klarinet had hij ècht al 38 jaar niet meer aangeraakt. Maar zó vreemd was die onderneming welbeschouwd ook weer niet: het idee zal hem hebben aangesproken, een ghost band onder leiding van de geest zelve.