Draai om je oren
Jazz en meer - Artikel



home  
    
    
 

Pierre Courbois
Een vreemde vogel, maar wel een mooie.

door Rinus van der Heijden, 21 december 2005

Hij is altijd een vreemde vogel geweest in de wereld van de jazz, die Pierre Courbois. Maar wel een hele mooie. Want de Arnhemmer gaat al veertig jaar lang zijn eigen gang, voorbij aan modes, hypes en stromingen. Improvisatiemuziek speelt-ie en die mag je van hem gerust jazz noemen. Midden jaren zestig begon de slagwerker in de toen heersende free jazz, deed uitstapjes naar vooral Duitsland, om begin jaren zeventig zichzelf zonder erg uit te roepen tot de godfather van de jazzrock. Zijn groep Association PC schreef op dat gebied geschiedenis.

Inmiddels heeft de duizendpoot Courbois afgelopen voor-jaar de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. En gaat hij rustig voort. Nu weer met iets nieuws: zijn Vijfkwarts Sextet, waarmee hij op 29 december monden open laat vallen tijdens Stranger Than Paranoia, een vijfdaags festival dat het moet hebben van verrassingen en tegen-stellingen. Daarin past een repertoire met uitsluitend stukken in vijfkwartsmaat uitstekend. Tellen in muziek is belangrijk. Je ziet het onervaren musici op het podium vaak doen: een, twee, drie, vier: binnen de vierkwarts-maat blijven. Een even maatsoort waarop vrijwel alle populaire muziek van nu is gebouwd. Maar ook marsmuziek, waar je dat superregelmatige 'in vieren' misschien wel het duide-lijkst hoort. Er zijn echter ook talloze oneven maatsoorten: drie-, zeven-, negen-, elf- dertien, om maar wat te noemen. En vijfkwartsmaat dus. "Als in vieren spelen honderd procent muziek zou opleveren, gaat de vijfkwartsmaat tot 125 procent", lacht Pierre Courbois. Bij de vierkwartsmaat zijn de maatdelen een en drie sterk, twee en vier zwak; dat geeft twee tellen. Bij de vijfkwartsmaat zit in het midden nog een tel. Die zwevende tel vergt extra inspanningen van musici en ook van het publiek. Met enige moeite hoort de toehoorder die toevoeging, het duidelijkst wellicht in 'Take Five', de wereldhit die Dave Brubeck ooit aan de jazzmuziek schonk.

Maar ook Frank Zappa was niet vies van vijfkwarts: de titel 'five-five-FIVE' (je 'ziet' die derde tel als het ware) op het album 'Shut Up ’n Play Yer Guitar' kan het niet duidelijker verbeelden. Bij dit alles blijven maatsoorten vaak ongrijpbare fenomenen. Neem de vijf-kwartsmaat. In bluesstukken kan een musicus er lekker lang mee gaan slepen, de muziek vertragen. Maar in up-tempostukken, zo populair in de jazz, lijkt het of de uitvoerder telkens een nootje moet overslaan. Pierre Courbois schreef tien stukken in vijfkwarts-maat. Ongeveer de helft voert hij in Tilburg uit. "Als ik een paar jaar geleden had gezegd: we gaan de hele avond in vijfkwart spelen, had iedereen me uitgelachen", weet Pierre Courbois heel zeker. "Maar nu vinden mijn musici het de gewoonste zaak van de wereld. We denken er niet meer over na. Publiek begint er ook aan te wennen, al zijn er mensen die niet meer met hun voet kunnen meestampen op de muziek."

Volstrekt intuïtief put Pierre Courbois voor zijn groepen al enkele decennia uit het rijke arsenaal van Tilburgse jazzmusici. Pianist Willem Kühne en contrabassist Niko Langenhuijsen, aartsvaders van de Tilburgse jazzscene, maken deel uit van het Vijfkwarts Sextet. Maar ook trompettist Toon de Gouw – volgens Pierre Courbois "de meest miskende musicus van de wereld en omstreken" - gaat de strijd aan met de vijfkwarts-maat. Tenorsaxofonist Jasper Blom en trombonist Ilja Reingoud completeren de band. Of er ook nog een cd komt? Pierre Courbois zou best willen. Maar dan moet het wel een live-opname zijn. "In de studio ga je na de opnames vier, vijf keer in de muziek knippen. Dan krijg je een perfecte cd. Maar wel met dode muziek."

Pierre Courbois lijdt aan de Ziekte van Klippel-Trenaunay, een aderlijke afwijking in zijn linkerbeen. Het belet hem niet al vijfenveertig jaar op te treden, ook al komt daar nu zijn leeftijd bij kijken. "Ik móet elke dag achter mijn drum-stel zitten, al is het maar een half uur. Het slechtste wat je kunt doen, is gaan rusten. Mijn ziekte heeft me nooit verhinderd te spelen. Gelukkig hoeft dat nu geen drie, vier keer meer in een week. En componeren doe ik - nu ik gepensioneerd ben - ook lekker langzaam. Ik heb immers tijd genoeg. Wel moet je je afvragen of wanneer je was-tafel kapot is, je die zelf nog moet maken. Maar spelen... Ik hoop dat ze straks in het bejaardenhuis een plekje hebben voor mijn drumstel", besluit hij breed lachend. Wetend dat het nog lang niet zover is.

Dit artikel verscheen eerder in het Brabants Dagblad.