Draai om je oren
Jazz en meer - Artikel



home  
    
    
 

OffsideOpen 2007
vrijdag 17, zaterdag 18 en zondag 19 augustus 2007, Geldern

Ter hoogte van Venray, maar dan net over de Duitse grens, ligt Geldern waar, aan de Holländer See, een nieuw jazzfestival plaatsvond: OffsideOpen. Burkhard Hennen, de man die jarenlang het vermaarde Moers Jazzfestival organiseerde, heeft in Geldern een unieke en prachtige plek gevonden om een nieuw en interessant openluchtfestival op poten te zetten. Door bomen omringd, gelegen aan een klein meer en begrensd door weilanden (voor veel jazzliefhebbers met tent) en op loopafstand van het centrum van Geldern. Hennens wens was een klein en kwalitatief festival te organiseren. Onder het motto van een Japanse levenswijsheid: 'kijkt men verder, dan ziet men geen grenzen' moest het een festival worden voor kenners en liefhebbers van de geďmproviseerde muziek en randgebieden. De programmeur is daarin volkomen geslaagd. Meer dan 3000 bezoekers hebben het driedaags festival bezocht.

door Jacques Los, september 2007 (foto's: Petra van Nieuwkoop)

David Murray (foto: Petra van Nieuwkoop)Een sympathiek aspect van het festival was de dagelijkse programmering van een Nederlandse groep. Zo werd het festival vrolijk, blijmoedig en vooral funky geopend door Ronald Snijders' Extended Funk Band. Meteen al een band waar de jazzelementen alleen te horen zijn in Snijders energieke fluitsolo's en Margreet Busstra's moderne tenorsaxlijnen. Daarnaast vormden soul, funk en een veel te hard versterkte elektrische bas de ingrediënten voor een feestelijk concert. Weinig jazz dus, maar wel veel soul, mede dankzij drie vriendelijke, heupswingende zangeressen. Leuk om te openen, vooral voor een KPN- of ABN/AMRO-personeelsfeest.

Na de extroverte feestmuziek van Ronald Snijders werd een serieuzere groep in stelling gebracht: Der Rote Bereich. Gitarist Frank Möbus, basklarinettist Rudi Mahall en drummer Oliver Steidle brachten compacte, experimentele kamermuziek ten gehore. Vooral door relevante sampling werd een groot groepsgeluid geproduceerd. Hoewel Mahalls geluid op de basklarinet wat schraal was, overtuigde hij met pittige en vingervlugge solo's, met een voorkeur voor het hoge register. De kracht van het trio zit in het bijzonder in het improvisatievermogen van de drie heren en de variëteit – van krachtige en ongegeneerde free jazz tot contemplatieve episodes - van het repertoire.

Van een zelfde orde was de Belgische formatie Maäk's Spirit. Ook hier werd de collectieve improvisatie tot de hoge kunsten verheven. De solo's van de beide blazers (trompettist Laurent Blondiau en tenorsaxofonist Jeroen van Herzeele) waren zeer adequaat, doch niet spectaculair, want alles stond toch ten dienste van het collectief. In een welhaast meditatieve sfeer en zeker in uiterste concentratie werd door eenieder gemusiceerd. In het geheel speelde gitarist Jean-Yves Evrard een belangrijke rol middels het plaatsen van bindende en verrassende geluidselementen. Geen gemakkelijk in het gehoor liggende muziek, maar wie de oren opent ontdekt de doos van Pandorra.

De klapper van de avond was – als vanzelfsprekend – het World Saxophone Quartet plus een ritmesectie bestaande uit gitarist Herve Samb, bassist Jamaaladeen Tacuma en drummer Calvin Weston. Er werd door de saxfreejazzers van zo'n beetje het eerste uur een brutaal staaltje van freefunk jazz geproduceerd. Een dynamisch en verpletterend optreden. De oldtimers – tenorist David Murray, altist Oliver Lake en baritonsaxofonist Hamiet Bluiett – soleerden heftig en energiek en scheurden als jonge goden. De lage en hoge registers werden geteisterd. Alles wat de moderne saxofonist behoort te doen werd nog eens door deze wild bunch in het kwadraat toegepast. De relatief jongere en onbekende sopraan- en altsaxofonist Tony Kofi deed gelukkig niet onder voor de oude matadoren. Bij dit saxofoon-machtsvertoon (zowel qua toonvorming als techniek) kwam dan ook nog een funky en stuwende ritmesectie. Het grasveld voor het podium deinde dan ook op en neer. Wat zou de groep - de Afrikaanse Kékéle - die deze avond moest afsluiten nog kunnen uitrichten? Ik weet het niet. Ik heb mijn tent opgezocht.

Op de - klimatologisch gezien - vriendelijkste dag van het festival opende de groep Systeme D van cellist Ernst Reijseger de tweede dag. Wereldmuziek uit Afrika inclusief Oosterse invloeden. Subtiele, easy, African jazz. Zo kan je het wel noemen. Zeker als er nog een easy blowing saxofonist aan het trio zou zijn toegevoegd. Nu kwamen de meeste solo's en het spektakel van Ernst Reijseger. En hij kan het als geen ander. Altijd inventief, improviserend, strijkend, plukkend, veel humor en zingend en lopend met zijn cello. Met de breed lachende en groovy drummende percussionist Serigne C.M. Gueye was dit op het zonovergoten festival een zeer passende intro voor de rest van het programma.

Aki Takase (foto: Petra van Nieuwkoop)Het pianoduo Alexander von Schlippenbach en Aki Takase bezetten na Reyseger het podium om uitsluitend eigen composities te spelen. De nestor van de Duitse free jazz (hij speelde met al de Europese prominente improvisatoren) en zijn vrouw Takase treden al meer dan twintig jaar als duo op. De interactie tussen beiden was dan ook voortreffelijk. Solistisch bleek Takase toch een tikkeltje interessanter en briljanter dan haar eega te zijn. Het kan ook zijn dat hij zich bewust meer als begeleider dan als solist opstelde. Een misser in dit duoconcert was de toevoeging halverwege van DJ Illvibe, Schlippenbachs zoon Vincent. In de door Takase gecomponeerde lange 'treinreis-suite' werd er door Vincent pseudo-interessant gescratcht en gesampled, maar dat voegde niets toe aan het geheel. Integendeel, het werkte uitsluitend verwarrend en muzikaal destructief.

Lekker achteraf op een dekentje in de zon liggend heb ik het optreden van singer/songwriter en gitarist/pianist Mike Keneally gelaten voor wat het was. En het was niks. Want in de verte hoorde ik nog wel het één en ander, maar het deed mij de ogen en oren sluiten.

Het programma werd in de late namiddag afgesloten met de groep Furiopolis. Een vrolijk jazzy blaasorkest, dat alle genres door de mangel haalt en dat vooral op komische wijze. Dus van klompendans tot en met African beat. De trompettist, Markus Türk, speelde wel een paar lekkere, swingende jazzsolo's. Maar Breuker is leuker.

Het avondprogramma startte met één van de betere groepen van het festival: de groep Big Zoom onder leiding van drummer Lucas Niggli. Niggli is een toonaangevende drummer in de Europesche moderne impro-muziekscene. In zijn bands en projecten werkte hij samen met onder anderen Barry Guy, Trevor Watts, Butch Morris, Fred Frith, Peter Kowald, Irene Schweizer, Susanne Abbuehl, Wu Wei, Phil Minton, Urs Leimgruber en John Cale. De groep Big Zoom - met Nils Wogram op trombone, Claudio Puntin op klarinetten, gitarist Philipp Schaufelberger en bassist Peter Herbert - speelde uitsluitend composities van de leider. Prachtige en interessante composities; contrastrijk in volume, melodieuze structuur en vorm, en in intensiteit. Het concert kende geen moment van verveling en verslapping. De composities werden perfect en exact uitgevoerd. Met Wogram en Puntin heeft drummer Lucas Niggli twee zeer opvallende solisten binnen zijn gelederen. Trombonist Wogram speelt opmerkelijk soepel en snel op het schuifinstrument en Puntin heeft een zeer fraaie donkere toon op de basklarinet. Beiden zijn improvisatoren pur sang. In combinatie met de uiterst originele composities en het muzikale en stuwende spel van de gehele ritmesectie kan dit, weliswaar intellectuele, doch eveneens warmbloedige en gevarieerde concert, tot de hoogtepunten van het festival gerekend worden.

De groep Speeq van de Nederlandse bassist Luc Ex van punkband The Ex produceerde een zeer vervelende raggende punkjazz. Je moet ervan houden! Tussendoor, voor en na erg saaie minimalistische gitaarakkoorden-solo's van Hasse Poulsen de vocale capriolen van stemkunstenaar Phil Minton. Ik heb hem in Sean Bergins MOB-formatie op zijn plaats gevonden en zijn vocale exercities bewonderd en gewaardeerd. In de context van het ongenuanceerde compacte gitarengeweld van Poulsen en Ex waren zijn vocalen nog wel een momentje leuk, maar kwamen alras erg gekunsteld over. Een deceptie, dit optreden, en daarom maar het festivalveld verlaten.

De zondag begon goed. Trio BraamDeJoodeVatcher als vanouds inventief en optimaal improviserend op de muzikale schetsen uit Michiel Braams Songbook. De totale jazzhistorie en aanverwanten (filmmuziek, musical-achtige deuntjes) passeerden de revue. Braam is niet alleen bekend met de geschiedenis van de pianojazz, maar weet dat op een geheel eigen en unieke wijze in zijn muziek weer te geven. Zo duikt hij soms ver het verleden in met onder meer ragtime, om vervolgens het andere uiterste op te zoeken met heftige explosies ŕ la Cecil Taylor. Drummer Michael Vatcher en bassist Wilbert de Joode, beiden al langdurig prominent in de impro-scene, vormen met Braam een vanzelfsprekende drie-eenheid. Evenals Braam zijn zij uiterst competente solisten en improvisatoren.

Akikazuna Kamura (foto: Petra van Nieuwkoop)Het solo-optreden van de Japanse bamboefluitist Akikazu Nakamura had wat mij betreft beter op een wereldmuziekfestival geprogrammeerd kunnen worden. Muzikaal gezien was het weliswaar bewonderenswaardig wat hij op de fluiten presteerde. Intens, krachtig en uiterst geconcentreerd vertolkte hij merendeels traditionele, meditatieve Japanse muziek. Gedurende geruime tijd leefde hij bij de Zen-monniken van de Itchoken tempels in Hakate. Daar studeerde hij de Shakuhachi (oorspronkelijke bamboefluit). Middels aangeleerde embouchuretechnieken heeft hij de klankkleur van het eenvoudige instrument enorm verruimd.

In één concert traden hierna twee groepen op: Die Enttäuschung (Axel Dörner - trompet, Rudi Mahall – basklarinet, Jan Roder – bas en Uli Jenessen – drums) en Monks Casino (Die Enttäuschung plus pianist Alexander von Schlippenbach). Vooral bij Die Enttäuschung ging het om korte, soms complexe schemaatjes, waarop lang en vrij gesoleerd kon worden. Mahall, de beste solist, kon hier uitzinnig en virtuoos zijn gang gaan. Monks Casino speelde daarentegen uitsluitend door Von Schlippenbach gearrangeerde Monk-stukken. Enerzijds werden zonder solo's medleys gespeeld en anderzijds was er in de afzonderlijke nummers ruimte voor Mahall, Dörner en Von Schlippenbach om hun eigen freejazz-interpretatie op Monks muziek los te laten. Op zeer bijzondere en originele wijze heeft Von Schlippenbach de muziek van Monk een geheel eigen en nieuwe dimensie gegeven. Op Intact Records is dat op een 3 cd-box, 'The Complete Works Of Thelonious Monk', nog eens te beluisteren.

David Murray en zijn Black Saint Quartet vormde eveneens een hoogtepunt van het festival. Was hij tijdens het concert van het World Saxophone Quartet nog enigszins qua soloruimte beperkt en had hij fikse concurrentie van die andere grote saxofonisten, Oliver Lake en Hamiet Bluiett, nu kon hij zijn gang en tomeloos tekeer gaan. Dat is wat hij altijd doet. Hij soleert grenzeloos, nuanceert amper en vertoeft langdurig in het toptones-register. Het is zeer bewonderenswaardig, maar doet je als luisteraar wel eens naar adem happen. Teveel Murray horen is een beetje teveel van het goede. De overige leden van het kwartet zijn ook niet de minsten. Pianist Lafayette Gilchrist nuanceert het macho spel van Murray door muzikaal en relevant technisch te soleren. Ook bassist Jaribu Shahid en drummer Marc Johnson prevaleren muzikaliteit boven muzikaal machtsvertoon. Ondanks mijn wat kritische aantekeningen betreffende Murray's krachtspel was het een zeer memorabel concert, mede ook door gastoptredens van de fluitisten Ronald Snijders en Akikazu Nakamura.

Na zoveel jazz gedurende die drie dagen werd er niet meer gewacht op het Shibuza Shirazu Orchestra (ik zie en hoor ze wel op 14 september in het Bimhuis) en huiswaarts gereden. We zullen ons dit sympathieke festival nog lang herinneren.