Draai om je oren Jazz en meer - Artikel |
home |
||
|
North Sea Jazz Festival 2007 Eén ding is duidelijk geworden op North Sea Jazz 2007: de Europese jazz is een onontkoombaar fenomeen. Amerikaanse grootmeesters waren in de minderheid en een nieuwe, jonge generatie jazzmuzikanten is aan zet. Een generatie vol met ideeën en energie, die aanstekelijk oversloeg op de bezoekers, drie dagen lang. Ondanks veel jonge en veelbelovende bands viel het op dat er een aantal omissies in de programmering waren. Waar waren Pat Metheny en Brad Mehldau? Ook de New Yorkse downtown scene onder aanvoering van John Zorn was niet tot nauwelijks vertegenwoordigd. Bijna de hele top van de Nederlandse jazzscene was vertegenwoordigd, maar ik miste het kwartet van Benjamin Herman. Dit zijn kleine opmerkingen op een verder vlekkeloos verlopen festival. door Eric van Rees, juli 2007
Vrijdag 13 juli Het optreden van E.S.T. daarna was op voorhand al de hemel in geprezen, gezien de verrichtingen op andere festivals eerder deze maand. Zoals wel vaker met hooggeprezen acts, viel E.S.T. bitter tegen. Pianist Esbjörn Svensson klonk teveel als een kloon van Brad Mehldau en moest het gefreak van drummer en bassist, beiden druk in de weer met effectapparatuur, van melodie voorzien. Het publiek vond het prachtig, maar na 10 minuten weet je het wel. Uit Scandinavië komen veel leukere jazzbandjes, zoals In The Country en Supersilent. In de Madeirazaal speelde het Tomasz Stanko Quartet. Was de akoestiek van deze zaal al een verademing vergeleken met de Congo-tent buiten, de muzikale verrichtingen waren ook bepaald niet mis. Stanko maakt in interviews geen geheim van de invloeden uit de Amerikaanse jazz in zijn stukken en dat was ook te horen. Het kwartet overtuigde met een prachtige sound en dito composities, waarin nergens teveel gespeeld werd. Zo speelde Stanko zelf in sommige stukken nauwelijks. Het is onvermijdelijk niet met Miles Davis op de proppen te komen zodra Stanko zelf zijn trompet bespeelde, maar de vergelijking snijdt wel hout, gezien het feit dat ze allebei graag hoge noten kiezen. Na zoveel moois wordt het lastig iets te vinden dat hier nog tegenop kan. Het optreden van Nils Petter Molvaer en Bill Laswell was een voorbeeld van slechte programmering. Wie is er na een hele avond intensief luisteren nog fris genoeg voor de geïmproviseerde klankbrouwsels van beiden? Snel vergeten dit optreden en door naar de zaterdag.
Zaterdag 14 juli Dringen is het bij de ingang van de Volga-zaal, waar Eric Vaarzon Morel aantreedt. Na een lange tijd wachten wegens een defecte versterker en het drie kwartier uitlopen van de clinic van Marcus Miller, kan het concert beginnen. Vaarzon Morel speelt virtuoze flamenco, en heeft zich voor de gelegenheid omringd met gastmusici Eric Vloeimans, Jesse van Ruller, Oene van Geel en zangeres Sinna Casita. Vooral Oene van Geel speelt zich in de kijker als uitzinnig percussionist en violist. De kruisbestuiving van genres (klassiek, flamenco, wereldmuziek, hiphop, jazz) werkt aanstekelijk en wordt dan ook goed ontvangen door het publiek. Door het vele spelen klinkt het materiaal van de cd 'Marea' een stuk volwassener en rijker gearrangeerd dan op het schijfje zelf. Het kwartet van Tineke Postma verrast met erg mooie composities, die altijd wel ergens de grote Wayne Shorter in herinnering roepen. Er zijn slechtere referenties denkbaar. Het enige storende element zijn de showsolo's van pianist Randall Corsen, die zich weinig dienstbaar opstelt ten opzichte van de bandleidster zelf.
Zondag 15 juli In de al eerder genoemde Madeira-zaal speelt Bert van den Brink een soloset, met korte improvisaties en eigen werk. Ontroerend is zijn versie van 'God Only Knows' van The Beach Boys. Verrassend is een blues die gespeeld wordt in een door Olivier Messiaen ontwikkeld muzikaal systeem. Al twintig jaar spelen Ernst Reijseger en Louis Sclavis samen, en dat is te horen. Reijseger heb ik al vele malen zien en horen spelen, maar Sclavis nog nooit. Deze combinatie levert een verrassend toegankelijke en zelfs genietbare set improvisatie op. Sclavis imponeert met een virtuoos solostuk op basklarinet, dat langzaam wordt opgebouwd en steeds sneller naar een duizelingwekkende climax in de hoge registers toewerkt. Reijseger zelf is met wasknijpers in de weer, die hij tussen zijn snaren klemt, alvorens een rondje door de zaal met cello en al te wandelen. Het publiek vindt het schitterend en eist na afloop een toegift. De finale van het festival was bestemd voor het Henri Texier Strada Sextet. Beter kun je een dergelijk festival niet eindigen. Als een muzikaal bombardement, met oorverdovend volume, kreeg de bezoeker een uur lang de mooiste set muziek van het festival over zich uitgestort. Deze band klinkt als John Zorns Masada Kwartet, maar dan verzeild in Afrika in plaats van Israël. Prachtige uitbundige melodieën, knallend drumwerk (ik was een paar keer bang dat drummer Christophe Marguet zou exploderen, wat een energie!) en als toegift een ingetogen, kort stukje melancholie, waarna iedereen moe en voldaan naar huis kon. |
|