Draai om je oren
Jazz en meer - Artikel



home  
    
    
 

Lester Bowie
Brass Fantasy: van de nood een deugd

Brass Fantasy van trompettist Lester Bowie was een van de vrolijkste, meest anarchistische koperorkesten van de laatste twintig jaar. De leider kon daar al zijn ervaring in kwijt, met jaren zestig-rhythm & bluesbands èn in de avant-garde.

Door Eddy Determeyer, 1 februari 2004

Als hij op de muziekschool getest zou zijn, zou trompet wel het laatste instrument zijn geweest dat de leraar zijn ouders had aangeraden. Hij had zijn gebit domweg niet mee en later zouden valse tanden hem nog eens extra parten gaan spelen. Maar Lester Bowies vader was zelf trompettist en ook zijn ooms en grootvader zaten in de muziek. Dus kreeg kleine Lester al in de wieg zijn eerste mondstuk om lekker op te sabbelen. Niet lang daarna, zo rond z'n vijfde, ging hij serieus oefenen op de trompet.
Lester Bowie (1941-1999) maakte van de nood een deugd. En dat is dan eufemistisch uitgedrukt. Omdat hij een allesbehalve solide embouchure bezat en bepaalde noten alleen kon pakken of vasthouden wanneer hij zijn gezicht in alle bochten wrong, ging hij die noodzaak van lieverlee uitbouwen tot een complete act. Zo zagen we hem ook in Nederland over het toneel stuiteren, alsof hij zijn noten letterlijk achterna zat - of zelf achterna werd gezeten. Dat resulteerde in een ommiskenbaar eigen stijl.

Art Ensemble
Daarbij had Bowie het geluk, dat hij midden jaren zestig in de toenmalige avant garde-scene van Chicago verzeild was geraakt. Die muzikanten waren meer met de eigenschappen en eigenaardigheden van hun sound bezig dan dat ze trachtten, een zo fraai mogelijke conservatoriumtoon te creëren. Met zijn grootse visioenen, zijn springerige geest en zijn onmiskenbare organisatietalent voelde de trompettist zich daar gelijk als een vis in het water. Met studiowerk voor het Chess label verdiende hij destijds een ruimbelegde boterham, maar toen hij in 1969 de kans kreeg, met zijn Art Ensemble of Chicago naar Europa te vertrekken, greep hij die met beide handen aan. Een vruchtbare periode volgde: een aantal jaren lang was het Art Ensemble de lieveling van het Europese festivalpubliek.

Honderkoppig orkest
Zoals gezegd, Lester droomde altijd van grandioze projecten. Zijn Sho'Nuff Orchestra bestond uit 63 muzikanten, de crème de la crème van de New-Yorkse voorhoede, maar als die band één keer heeft opgetreden was het veel. In 1984 onthulde hij een plan om met een honderdkoppig orkest een tournee rond de wereld te maken. Daar kwam niets van terecht. Wel leek hij zelf van tijd tot tijd maandenlang van de aardbodem verdwenen. Dan was hij neergestreken op een berg op Jamaica, waar hij de kinderen uit de dalen trompetles gaf in ruil voor mango's en wiet. Of in Nigeria, waar hij eveneens zonder een cent op zak arriveerde, om een dag later al deel uit te maken van de entourage van superster Fela Kuti.

Strak
Maar er waren ook projecten met een ruimere houdbaarheidsdatum. Zoals Brass Fantasy, een orkest bestaande uit acht of negen koperblazers plus percussie. De albums 'Avant Pop' (ECM 1326; 1986) en 'Serious Fun' (DIW 834/8035; 1989) tonen Lester op z'n best. Ongebreidelde solo's, waarin hij de meest onwaarschijnlijke uithoeken van de trompet verkent, ingebed in rijkgestoffeerde partijen. Daarbij lijkt de band goed ingespeeld, zodat alles strak is waar het strak moet zijn en lekker los waar dat gewenst is. Postuum is nu 'When The Spirit Returns' uit 1997 uitgebracht en dat is eerlijk gezegd geen aanwinst. Hier klinkt de band mat en eenvormig. Eerder als het resultaat van een driedaagse koperworkshop dan als een hoogwaardig jazzorkest. Ook het repertoire, deels uitgekozen door zijn destijds vijftienjarige dochter Zola, draagt niet bij aan de feestvreugde. Nummers als 'Babyface' en 'Biggie Small' blijven, ook in de opvatting van Brass Fantasy, zo plat als een dubbeltje.

Somber
1997 was ook het jaar dat Lester Bowie voor het laatst in Nederland was, als gast van de Fra Fra Big Band. In een interview met de Volkskrant bleek hij somber gestemd. Al vijf jaar had hij geen cd meer uitgebracht en de stagnerende tendenzen in de zwarte muziek baarden hem grote zorgen. "Toen ik op de lagere school zat, waren er schoolkoren en schoolorkesten. Maar alle kunst- en muziekonderwijs is de laatste decennia wegbezuinigd uit het openbaar onderwijs, vooral uit de binnenstadscholen. Niemand weet meer hoe hij een instrument moet spelen. En dus grepen de jongeren naar de instrumenten die wèl voorhanden waren; hun taperecorders, hun radio's, hun boxen. In plaats van naar een goede saxofoon." Ja, daar zou iemand nog eens zijn of haar tanden in moeten zetten: in het verband tussen het schrappen van de creatieve vakken en de explosieve stijging van de jeugdcriminaliteit in de grote steden van de Verenigde Staten.

Lester Bowie, 'When The Spirit Returns', Birdology FDM 37016-2 (Culture Records)

Dit artikel verscheen eerder in het blad Music & Show