Draai om je oren
Jazz en meer - Artikel



home  
    
    
 

Jorrit Dijkstra over Steve Lacy:
'Gewoonweg niet te kopiëren'

Weinig musici hebben op mij zo’n grote invloed gehad als sopraansaxofonist Steve Lacy, die op vrijdag 4 juni aan kanker overleed. Het grote en geraffineerde geluid, de ogenschijnlijke eenvoud die complexiteit in zich herbergt, de charme en de afwezigheid van pretentie in zijn muziek en persoonlijkheid en het feit dat hij gewoonweg niet te kopiëren valt, maakt hem voor mij interessanter dan vele andere saxofoongrootheden. Lacy werd 69 jaar.

Door Jorrit Dijkstra, 9 juni 2004

Steve Lacy, foto: New Albion RecordsDe eerste keer dat ik hem live hoorde, was rond 1983. Hij was toen te gast bij de Instant Composers Pool (ICP), die op dat moment een project deed met de muziek van Herbie Nichols. Lacy voelde zich als een vis in het water bij Mengelberg en Bennink en hun manier van improviseren. Bovendien heeft de muziek van Nichols gelijkenissen met die van Monk, met wie Lacy in de jaren 60 had gespeeld en waaraan hij sindsdien verslaafd was. Het concert van het ICP vond plaats in een matig gevuld Café Wilhelmina in Eindhoven, en in de omliggende weken was er een live uitzending op het Meervaart Jazz festival, die ik stiekem opnam en nog jaren als favoriete tape grijsgedraaid heb. Later kwamen er andere opnames in mijn archief: 'Trickles' met Roswell Rudd, 'Evidence' met Don Cherry, en natuurlijk de trioplaten met Jean-Jaques Avenel en John Betsch en zijn solowerk.

Spatzuiver
Toen kreeg ik van Michael Moore een paar etudes voor sopraansaxofoon die ieder aan een bekende kunstenaar opgedragen waren. Stukken die niet vanwege de snelle licks of hippe patterns moeilijk zijn, maar uitdagen vanwege de intervallen en vanwege de precisie die ze vergen in de uitvoering. Luister naar hoe Lacy ze speelde en je snapt de adder die onder het gras zit: spatzuivere grote intervallen, sprongen over het hele bereik van de saxofoon, het gigantische geluid, adembeheersing en dan allemaal met grote dynamische verschillen. En toch blijft het eenvoudig en bijna kinderlijk klinken, zonder de pretentie te imponeren.

De sax als onderzoeksobject
Omslag 'Findings'Zijn boek 'Findings' was vervolgens mijn introductie tot zijn muzikale wereld. Niet een gewoon saxofoonmethodeboek, maar een hoogstpersoonlijk verslag van zijn 'experience with the soprano saxophone'. We zien hem spelen met een dichter, een danser en een beeldhouwer, allemaal vanuit zijn interesse om verschillende kunstvormen (in het bijzonder poëzie) bij elkaar te brengen. Over muziekcritici zei Lori Anderson eens: "Writing about music is like dancing about architecture", duidend op de onmogelijke taak om muziek in woorden te vatten. Lacy’s antwoord was daarop: "What's wrong with dancing about architecture?". Lacy’s boek bevat vervolgens de uiterst elementaire boventoonoefeningen, die als je ze goed doet, een wereld openen van intervallen binnen bijvoorbeeld de lage Bes. De saxofoon als onderzoeksobject, in plaats van een instrument waarvan je de traditie moet leren en waarop je de oefeningen moet bestuderen die je voorgangers ook al bestudeerd hebben. Deze muzikale levensvisie heeft tot gevolg dat je nooit dezelfde licks speelt en iedere noot een improvisatiebeslissing is, in plaats van een ingestudeerd patroon dat werkt over een bepaald akkoord.

Ontmoetingen met Lacy
In 2002 had ik de kans om dan eindelijk Steve Lacy persoonlijk te leren kennen. Hij was net terug naar Amerika verhuisd, na 33 jaar in Parijs gewoond te hebben. Het New England Conservatory in Boston, waar ik toen studeerde, had hem een 'offer I can't refuse' gedaan: drie middagen in de week lesgeven voor een riant salaris met pensioen en ziektekostenverzekering, een kans die hij aangreep, mede vanwege een akkefietje met de Franse belasting. We hebben in zes lessen voornamelijk geïmproviseerd en die improvisaties afgewisseld met veel verhalen over Thelonious Monk, over improviseren met eenden in het park (en hoe vogelkenner Han Bennink altijd uit zijn dak ging als hij een eend nadeed op de sopraan), over de intervallen in het woord 'Hello', over componeren op poëzie, over zijn Japanse Shakuhachi-docent, over zijn tijdens het spelen opwippende onderbuik (wat hij dus weer van Charlie Parker heeft afgekeken, die een waanzinnige beheersing over zijn middenrif had), over het afgelaste concert met Ornette Coleman dat aangekondigd was als free jazz en rellen bij de kassa uitlokte omdat het niet gratis was, over het matige succes dat hij met elektronische musici heeft gehad en over het belang van langdurige muzikale relaties.

Google
Een van de laatste charmante herinneringen aan hem was toen hij me opbelde of ik hem kon helpen met zijn net aangeschafte computer. Hij had nog nooit een computer bediend, en wilde vol goede moed het digitale universum gaan leren kennen. Na wat configuraties, was zijn eerste Google-zoekopdracht 'soprano sax', en was hij hevig onder de indruk van een opstel dat een jongen van 11 over de sopraan had geschreven en waarin hij Steve Lacy noemde.

Niet te kopiëren
Steve Lacy was een van de groten der jazz, en hoewel hij rond de 280 platen op zijn naam heeft, heeft hij nooit massale erkenning gekregen zoals Thelonious Monk, Miles Davis of zelfs Stan Getz. Misschien omdat hij een rustiger bestaan in Europa verkoos, omdat hij in de eerste plaats geïnteresseerd was in interessante projecten en groepen leidde met lokale musici, die altijd beschikbaar waren. Of komt het omdat hij niet te kopiëren valt, en nooit snelle imponerende climaxsolos speelde, of te charmant was om te netwerken? Ik zal hem missen, juist vanwege die kwaliteiten.

De auteur van dit artikel, de 37-jarige Nederlandse saxofonist Jorrit Dijkstra, verblijft al enige tijd in Boston, Amerika, waar hij optreedt met zijn Flatlands Collective en lesgeeft en studeert aan het New England Conservatory.