Draai om je oren
Jazz en meer - Artikel



home  
    
    
 

Jazz Middelheim 2007 Dag 5

Een festivalverslag in woord en beeld door Koen Van Meel en Jos Knaepen.
15 t/m 19 augustus 2007, Park Den Brandt, Antwerpen.

Vrijdag was Jazz Middelheim voor het eerst in haar geschiedenis uitverkocht. Deze unieke prestatie werd op de slotdag overtroffen met een overvolle tent vanaf het eerste concert, ondanks ongunstige weersverwachtingen en met een affiche vol jazz. Alleen jazz.

Dat het publiek al massaal aanwezig was voor het eerste concert hoefde niet zo erg te verbazen. Het Jef Neve Trio – dat in 2005 gedurende enkele songs te horen was in het programma rond drummer Teun Verbruggen – is dan ook alomtegenwoordig. Hun laatste cd 'Nobody Is Illegal' verscheen niet meer op het door Piet Verbist beheerde Contour, maar bij de major Universal.

Dat niet alleen een platenbaas in Jef Neve gelooft, was duidelijk voor wie wat later kwam en vruchteloos op zoek ging naar een plaatsje in de tent. Die tent kreeg het trio te horen zoals het zich al jaren ontwikkelt: in de toegankelijke Brad Mehldau-traditie waarbij harmonie en melodie heel natuurlijk blijven en het samenspel vanzelfsprekend lijkt. Aan dit laatste was te horen hoe goed Neve, drummer Teun Verbruggen en bassist Piet Verbist op elkaar ingespeeld geraakt zijn. Waar er bij een dynamische opbouw doorgaans een aanstoker is die de rest meesleurt, was het alsof hier de drie tegelijkertijd op het idee kwamen om een tandje bij te steken.

Nog een parallel met Mehldau is de klassiek opleiding van Jef Neve, die meer dan eens hoorbaar werd. Uiteraard waren er de verzorgde aanslag, de muzikale helderheid, de rapsodische arpeggio's en de op klassieke werken geïnspireerde composities, maar minstens even opvallend is het polyfone spel van de pianist. Improvisatie in de rechterhand en akkoorden in de linker, het is maar een manier van spelen en dat vond Neve duidelijk ook. Door links en rechts melodisch materiaal te gebruiken en soms zelfs de hoofdrol in het lagere register te leggen, kreeg de muziek extra ruimte. Daarnaast beheerste het trio een breed scala aan sferen, van uiterst intiem tot stevig open komend, al was exploderen er (weer) niet bij. Neve, Verbruggen en Verbist blijven in dit trio zuivere estheten, maar met een hoog entertainmentgehalte, dankzij de vaak ludieke en zelfrelativerende bindteksten van de leider.

Minder dan een jaar geleden kwam Nicolas Thys terug na meer dan vijf jaar in New York gewoond en gewerkt te hebben. In zijn Nicolas Thys & The 68 Monkeys wist de bassist zich omringd door collega's uit zijn Amerikaanse periode. Het minste wat van de band gezegd kon worden, was dat de samenstelling heterogeen was. Jon Cowherd toonde zich als een eerder klassieke jazzpianist, terwijl altsaxofonist Andrew D'Angelo net het type was dat graag de spierballen liet rollen. Daartussen zaten tenorsaxofonist Tony Malaby en drummer Nasheet Waits. Beide komen uit de entourage van de Amerikaanse pianist Fred Hersch, maar jammer genoeg haalde Waits niet het niveau dat hij bij Hersch doorgaans demonstreert. Mogelijk zat het songmateriaal hier voor iets tussen. Melodisch noch harmonisch hadden de composities een duidelijke richting, waardoor de spanning ver te zoeken was. Ook de arrangementen deden niet naar adem happen. Daarvoor werd de aanwezigheid van twee saxofonisten en een elektrische gitaar niet voldoende uitgebuit.

Nochtans begon het concert uitnodigend met 'It’s Been A While', waar de gitaar voor een rocktoets zorgde, terwijl vooral Andrew D'Angelo zich graag te buiten ging aan het overblazen in de hoogte. Daarna werd een versnelling teruggeschakeld om eigenlijk nooit meer helemaal op te trekken. Snel werd hoorbaar dat de verschillende nummers zich al te vaak volgens een zelfde patroon ontwikkelden, waarbij een rustig begin de aanzet vormde voor een klassieke jazzpassage om later te verhevigen wanneer Malaby en D'Angelo met of tegen elkaar uitgespeeld werden. Het leek dan ook alsof Thys' composities de onderlinge verschillen tussen de muzikanten niet gekanaliseerd kregen, waardoor het eindresultaat eerder onsamenhangend dan gevarieerd werd.

De laatste Belgische band op de affiche van Jazz Middelheim was die van de muzikant die ondertussen elke plank van het podium persoonlijk kent: trompettist Bert Joris. Na in verschillende bezettingen op het Middelheimpodium gestaan te hebben, meldde hij dat het hem plezier deed nu eens met zijn eigen Bert Joris Quartet gewoon te mogen optreden en te doen waar hij zin in had.

Blijkbaar had Joris vooral zin om stukken van zijn nieuwe cd 'Magone' te spelen, want op 'Blue Alert' na kwamen alle songs van dit album. Van meet af aan werd, wie dat mocht vergeten zijn, er aan herinnerd welk een ritmesectie Joris achter zich had staan. Vooral in uptempo nummers als 'Mr. Dodo' en 'Blue Alert' was de spanning die het trio van pianist Dado Moroni, bassist Philippe Aerts en drummer Dré Pallemaerts genereerde, haast niet meer te houden. Dat was althans zo tijdens de pianosolo's, want gedurende de lyrische improvisaties van Joris ging het er heel wat rustiger aan toe. Zo kreeg iedereen de ruimte die hij nodig had om optimaal te kunnen functioneren.

Even zag het er minder rooskleurig uit, toen Joris in 'Magone' koos voor het hoge register, maar er niet mee uit de voeten kon. De inspiratie en de techniek stokten even, maar vielen in de daaropvolgende stukken terug op hun plaats. Gelukkig, want in intiemere composities als 'Magone' komt de klasse van dit kwartet sterk tot uiting. Zo klonk het omfloerste 'Triple' nog fijner dan op cd en leek de compositie zichzelf geregeld neer te leggen om daarna terug opgepikt te worden. De volle tent werd meer dan eens volledig stil tijdens het op zich weinig spectaculaire concert van het Bert Joris Quartet, wat mooi aangaf dat jazz zonder poeha nog steeds in staat is om een grote groep luisteraars te boeien.

Het slotconcert van Jazz Middelheim werd wekenlang aangekondigd als het Ornette Coleman Bass Quartet, de merkwaardig samengestelde band – saxofoon, drum en twee bassen – waarmee de legendarische saxofonist vorig jaar het album 'Sound Grammar' uitbracht. Later werd de line-up gecorrigeerd tot het Ornette Coleman 3 Bass Quintet, wat betekende dat er nog een basgitaar aan het ensemble werd toegevoegd.

Vanaf het eerste nummer werd het publiek getrakteerd op die unieke sound die 'Sound Grammar' zo'n fascinerende plaat maakt. Onderaan rammelde de ritmesectie van de geplukte bas van Charnett Moffett en de drums van Denardo Coleman. Daarop streek Tony Falanga een heel eigen, vaak bredere partij. Basgitarist Albert McDowell kreeg een vrijere rol en kon zich tussen zijn collega's begeven of nippen van het melodische materiaal van Coleman. Boven dit alles torende de altsaxsofonist – en occasioneel trompettist en violist – uit met thema's en improvisaties. Het resultaat was een fenomenale sound die nooit verpletterend werd, maar alle ruimte lied voor intrinsieke muzikaliteit: ondanks de gelaagdheid klonk de muziek uiterst homogeen, alsof een middelpuntzoekende kracht alles samenhield. Hoe groot de chaos ook mocht lijken, steeds wisten de muzikanten elkaar weer te vinden voor het hernemen van het thema of het beëindigen van een stuk.

Meer dan op 'Sound Grammar' liet Coleman zich tijdens dit concert als de centrale figuur horen. Zijn saxgeluid was onaantastbaar en alomtegenwoordig, ook wanneer hij heel lyrisch uit de hoek kwam. Hierdoor werd het publiek gedwongen mee te gaan in de aparte muziek van het ensemble.

Stevige stukken als 'Jordan', de oudere Coleman-compositie 'Turnaround' of het semi-klassieke 'Once Only' werkten allemaal onder het geluid van het kwintet, met het heerlijke 'Sleeptalking' – een melodie die vroeg of laat een hit moet worden – als vroeg hoogtepunt. Tony Falanga ging te leen bij de cellosuites van Bach, waarna alle groepsleden zich te goed deden aan de melodie die al eeuwen mee gaat.

In het tweede deel van het concert leek de cohesie wat te tanen. De robuuste blok geluid die tot dan de dienst had uitgemaakt, ging rammelen, waardoor het slordige en wat rudimentaire drumwerk van Denardo Coleman al te duidelijk hoorbaar werd. De rockgroove waarmee hij het laatste nummer van de set eindigde, had niets van het mysterieuze dat het concert in het begin zo had getypeerd.

Gelukkig kon er nog een bisnummer af, of beter: hét bisnummer, want in de mooie versie van 'Lonely Woman' was al het fraaie van de aanvang van het concert terug aanwezig. Zo kreeg Jazz Middelheim 2007 – dat op vijf dagen tijd 15.000 bezoekers trok – de afsluiter die het verdiende: radicaal, muzikaal relevant en emotioneel geladen.

Op dit artikel berust copyright! © 2007 Koen Van Meel (Kwadratuur.be)