Draai om je oren
Jazz en meer - Artikel



home  
    
    
 

Een stevig vloertje voor de rock 'n' roll
Hamps helse machines

Lionel Hampton was de populairste jazzmuzikant van de jaren veertig en vijftig. Naast Louis Armstrong, zijn oude baas. Een optreden van zijn orkest was een overkokend feest der uitbundigheid. Een Dionysische ode aan het leven.

door Eddy Determeyer, juli 2008

Dat was wat. 'Helse machine' kopte een krant. 'Heksenketel' een andere. 'Hysterie'. 'Razernij'.

Lionel Hampton (foto: www.lionelhampton.nl)We schrijven maart 1956 en de Hamp is in het land geweest. "This will be a world story!" had hij opgeruimd geroepen, toen hij om half drie 's nachts door twee agenten onder luid gejoel het podium van het Concertgebouw werd afgeduwd. De eerste helft van het concert was eigenlijk heel rustig verlopen, met een bezonken vibrafoon-feature in 'Stardust' en zo. Maar daarna. De vlam sloeg in de pan toen een der saxofonisten (vermoedelijk Eddie Chamblee) zich tijdens een gorgelende solo al kronkelend van zijn colbert had bevrijd en liggend op de grond verder scheurde. Het publiek, dat na het nodige vuurwerk van de trompetten en van drummer Peter Badie al aardig op temperatuur was gekomen, ging tot bestorming van het podium over en was daar vervolgens niet meer weg te slaan. Meisjes dansten verdoofd door de beukende backbeat met blote voetjes op gebroken colaflesjes. De orkestleider zag een en andere met genoegen aan en liet de band er nog een tandje bijzetten. Waarop de wanhopige manager van de Amsterdamse muziektempel in arren moede de zaallichten aan en uit liet knippen. Dat nu verhoogde de feeststemming in niet onaanzienlijke mate, bij het publiek en in de gelederen van het orkest. De geplaagde manager restte niets anders dan de sterke arm in te schakelen, die koelbloedig een einde maakte aan het pandemonium.

Eerdere optredens van het Hampton orkest hadden een waarschuwing kunnen zijn. In september 1953 was een kantoorbediende onwel geworden en een jaar later gingen een paar honderd bezoekers van het optreden in de Amsterdamse Apollohal juichend door de vloer. Daar impresario Lou van Rees kon aantonen dat die vloer al verrot was, kon hij de schadeclaim van de Apollohal retour afzender sturen.

Maar nu was die Lionel Hampton toch werkelijk te ver gegaan. 'Hier werd onder het mom van jazz een opzwepingscampagne ontketend, die met muziek niets meer te maken heeft,' orakelde het Algemeen Handelsblad in een hoofdartikel. 'Hier werd aan geenszins verheven massa-instincten geappelleerd, die leidden tot een razernij, waaraan slechts de nuchtere werkelijkheidszin en getrainde spierkracht van een Amsterdamse politieman een einde kon maken.' Het blad Rhythme klaagde: 'Het is nu eenmaal nog steeds zo, dat het grote publiek de Hampton-hospartij voor jazz aanziet en alle lieden, die langzaam maar zeker datzelfde publiek wat beter begrip voor de jazzmuziek willen bijbrengen, kunnen weer helemaal overnieuw beginnen. We vragen ons af, waarom heer Lionel niet liever in Amerika blijft. Misschien dat men hem daar waardeert. Wij hoeven hem in ieder geval – wat ons betreft – nooit meer te zien...'

Compleet maf
Nederland was anno 1956 echt zo suffig als wel beweerd wordt. In de herfst van dat jaar barstte met de film 'Rock Around The Clock' en de eerste tournee van hoofdrolspeler Bill Haley door het land de rock 'n' roll los. Je kunt je afvragen of Lionel Hampton (1909-2002) ons niet rijp heeft gemaakt voor die explosie.

Zeker, hij was een volksmenner. "Hij laat je niet los," zei Arnett Cobb, die tussen 1942 en 1947 tenorsolist van het orkest was. "Hij blijft het proberen, tot hij je te pakken heeft. Op een gegeven moment roep je oeoeoe! En dan heeft hij je beet."

Lionel Hampton (foto: www.lionelhampton.nl)Dat feilloze gevoel voor wat het publiek wil zat er bij Hampton al vroeg in. Als 21-jarige drummer in het begeleidingsorkest van Louis Armstrong had hij meegemaakt hoe het volk op de zanger/trompettist reageerde: "Je werd er compleet maf van, Louis was sensationeel. Het zat er altijd bomvol. De tent sloot om twee uur en op dat tijdstip probeerden er nog steeds mensen binnen te komen."

Dat speelde zich af in Frank Sebastian's Cotton Club in Culver City, waar Armstrong negen maanden lang tweeduizend bezoekers per avond trok. In die tijd maakte Hampton ook zijn eerste plaatopnamen, met het orkest van saxofonist Paul Howard en met Armstrong. Je hoort dat hij toen al een goede drummer was – in het idioom van die tijd. Als pianist had hij een curieuze twee-vinger techniek ontwikkeld, maar op die manier speelde hij wél twee keer zo snel als een normaal tienvingerig exemplaar. Zijn scat vocal-techniek had hij van Armstrong afgekeken. Als zanger was de Hamp niet bijzonder begiftigd.

26 basisroffels
Tijdens zijn eerste platensessie met Louis Armstrong ontdekte de drummer in een hoekje van de studio een vibrafoon, een destijds nog nieuw instrument. Of hij daarmee iets kon, vroeg de trompettist hem. Daar Lionel bij de zusters Dominicanen een gedegen slagwerkopleiding had genoten ("Van zuster Peters leerde ik de 26 basisroffels. En perfect!") had hij er geen moeite mee. En zo klonk op die platen voor het eerst het geluid van Hamps vibrafoon. Hij was er misschien niet helemaal de eerste mee, maar Hampton heeft het instrument voor de jazz ontvoogd. Twintig jaar lang, tot de opkomst van een jongere generatie boppers, was hij heer en meester van de vibes.

Dat was het helemaal, die vibrafoon. Het duurde niet lang of Hamp was compleet verslaafd. Doch zijn toenmalige orkestleider, saxofonist Les Hite, prefereerde hem als drummer, zodat hij in 1934 het orkest verliet en voor zichzelf begon.

Zijn leven lang heeft Hamp een goede neus voor talent gehad, wat ook al bleek uit de samenstelling van zijn eerste orkest. Buck Clayton en Teddy Buckner had hij op trompet, Tyree Glenn op trombone, een saxofoonsectie met Caughey Roberts, Don Byas en Herschel Evans, de jonggestorven Henry Prince ("een geweldige pianist, speelde prachtige akkoorden") en Wesley Prince aan de bas. De band werd geafficheerd als Lionel Hampton, The World's Fastest Drummer, And His Orchestra en aan het slot van zo'n dansavond werd het instrumentarium de vloer opgesleept en gaf de orkestleider een acrobatisch staaltje drummen weg waarvan het publiek steevast uit de bol ging.

Hamp werd zoetjesaan dermate populair aan de westkust, dat Frank Sebastian stipuleerde dat saxofonist Eddie Barefield hem in zijn orkest moest opnemen, wilde Barefield in aanmerking komen voor een engagement in de Cotton Club. Barefield zag de bui hangen – de drummer/vibrafonist zou ongetwijfeld een zwaar stempel drukken op de hele aanpak – hij hield zijn poot stijf en kreeg de job uiteindelijk zonder Hampton.

Lionel Hampton (foto: Voice Of America)Heel Hollywood
De vaste stek van Hamps band was in die dagen de Paradise Night Cluib, aan 6th en Main Streets in Los Angeles. Toen hij er begon was het een shabby zaak met zaagsel op de vloer. De muzikanten begonnen op een salaris van drie dollar vijftig per avond. Maar Hampton was een instant hit, met name bij de filmgemeenschap. Het zaagsel verdween, er kwamen witte linnen kleedjes op de tafeltjes, de dienstertjes kregen uniformen, er werd een kok aangetrokken, de baas ging toegang heffen en de muzikanten kregen de tweede week al anderhalve dollar opslag. "Er kon ongeveer vijfhonderd man in die tent en het zat elke avond vol. De mensen vochten om naar binnen te mogen en de man verhoogde mijn salaris behoorlijk. Hij wist dat ik in opkomst was. Heel Hollywood was aanwezig en we hadden echt een goeie negenmans band," vertelde Hampton tegen schrijver Stanley Dance.

Tot de orkestleider op een avond in augustus 1936 een klarinet achter zich hoorde die bekend klonk. Daar stond Benny Goodman, sinds een jaar King of Swing. Kort en goed: Hamp werd voor een platensessie 's anderdaags uitgenodigd, waarmee het Benny Goodman Trio tot Quartet werd uitgebouwd. Het nummer 'Vibraphone Blues' werd meteen een hit en het duurde niet lang of de vibrafonist kreeg een telefoontje van de Swingkoning. Of hij ervoor voelde voor vast tot de hofhouding toe te treden. Maar hoe zat het dan met Gladys Riddle, zijn vriendin? Die moest ook maar mee. Gladys had een baan in de filmstudio, zij naaide de kleren van Joan Crawford. Een dominant tiepje; ze zag erop toe dat Lionel iedere dag op die vibrafoon oefende. Haar ouders vonden het maar een griezelig idee: zo'n meisje in New York, wat moest daarvan terechtkomen? Nou, dan trouwen we toch gewoon, besliste Gladys, en zo laadden ze het drumstel en de vibrafoon op een aanhanger, stapten in haar witte Chevrolet en stopten onderweg in Yuma, Arizona om te trouwen.

Intiem en uitzinnig
Dat was het begin van een belangrijke fase in Hamptons carrière. Niet alleen maakte hij nu deel uit van de entourage van de beroemdste jazzmuzikant van zijn tijd, hij leverde ook een bijdrage aan de emancipatie van de zwarten in Amerika. Het Benny Goodman was half wit (Goodman en drummer Gene Krupa), half zwart (Hampton en pianist Teddy Wilson). Dat was nog niet eerder vertoond op een Amerikaans podium. (Nou, strikt genomen is dat niet waar: in het altijd al meer relaxte New Orleans kon je al eerder naar gemixte bandjes luisteren.) Hamp werkte nu met muzikanten die in elk opzicht aan hem gewaagd waren. Of ze intieme ballads speelden of een volkomen vrij en uitzinnig swingend bravourestuk; de samenhang en de wederzijdse inspiratie waren evident.

In historisch perspectief zijn de talrijke studioplaten die de vibrafonist in diezelfde tijd voor RCA Victor opnam wellicht nog bijzonderder. Tussen 8 februari 1937 en 8 april 1941 stond hij negentien keer in de studio met muzikanten uit de orkesten van Goodman, Armstrong, Duke Ellington, Earl Hines en anderen. De crème de la crème met andere woorden en de resulterende stukken moeten tot het mooiste gerekend worden wat de swing era aan combomuziek heeft opgeleverd. Vaak worden deze sessies vergeleken met het contemporaine werk van Teddy Wilson voor Columbia. Ook die had carte blanche om de beste muzikanten te contracteren – de bezettingen overlapten dan ook met die van Hampton. Maar onze kijk op het werk van Wilson is verblind door de zon van Billie Holiday, die op het merendeel van de sessies zingt en dan ook nog op minstens drie van de vier stukken. Afgezien daarvan kun je stellen dat de opnamen van Wilson door de bank genomen wat netter klinken dan die van Hampton, wiens exuberante aanpak een ruwe dansvloer onder al zijn muziek legt. De variatie in stijlen en sferen is bij die laatste ook groter. Dat kan ook helemaal misgaan: luister naar de vocal van Lee Young, de broer van Lester, in 'Lost Love' en huiver.

Rugklachten
Toen Goodman het eind 1940 wegens rugklachten tijdelijk wat rustiger aan ging doen volgde Hampton het voorbeeld van Gene Krupa, Teddy Wilson en Harry James en vormde een eigen big band. Met financiële steun van manager Joe Glaser en zijn oude baas (Goodmans reputatie in aanmerking nemend zal die niet slechter zijn geworden van deze deal) vroeg hij altist Marshall Royal hem te helpen een orkest uit de grond te stampen. Aanvankelijk speelde de nieuwbakken orkestleider met het idee het Nat King Cole Trio als ritmische basis te gebruiken, maar – gelukkig – werd het Sir Charles Thompson. Sir Charles: "Voor Lionel Hampton heb ik een paar van mijn beste arrangementen geschreven, eerlijk gezegd. Dat was namelijk de eerste band waarin ik werkte waarvan de musici in staat waren à vue te spelen en zuiver en goed." De overige sleutelposities werden bekleed door eerste trompettist Ernie Royal, Fred Beckett (een onbezongen trombonegigant), de reeds genoemde Marshall Royal en Chico Hamilton, 19, achter de drums. "Met dat orkest maakte ik geen platen," vertelde Hamilton. "En touren deed ik ook niet, ik werd eruit geschopt. I couldn't cut it."

Lionel Hampton Big BandRokende trompet
Het eerste wat opvalt aan de Lionel Hampton Big Band van de vroege jaren veertig is de ongelooflijke power, met name van de trompetten. Die power en de ritmische groove zouden veertig jaar lang zijn handelsmerk blijven. Er bestaan radio-opnamen waarop het orkest compleet in de ruis verzuipt. Alles en iedereen – behalve de trompetsectie. Daar heeft zo'n lullig bakkie ruis domweg geen vat op. Leo Shepard was de hoge notenspecialist. Hij werd The Whistler genoemd, in het hoog blies hij iedereen eruit. "Dat was net een viool, daarboven," lachte Hampton. In het blad Down Beat haalde sectiemaat Benny Bailey herinneringen op: "Het was zo hoog dat het menselijk oor het niet meer kon volgen. Zoiets was nog nooit vertoond. Dan was er zelfs geen noot meer. Die verdween gewoon in de ruimte. Hij speelde niet altijd zuiver, maar soms kon je rook uit zijn toeter zien komen. Zonder dollen." The Whistler gilde drie jaar lang elke avond in het Hampton circus, zoals de HH critici het al gauw gingen noemen. Arnett Cobb: "De mensen in het Apollo Theater in Harlem stonden van gekkigheid op hun kop. En die criticus schreef dan de volgende dag in zijn recensie dat de band niks was."

In 1943 verhuisde de New Yorkse club The Famous Door naar een locatie boven een Chinees restaurant. De Hampton band was voor de opening ingehuurd. Halverwege het optreden stond het gebouw letterlijk te schudden op zijn grondvesten. De baas van het restaurant, in paniek, belde de eigenaar van het pand en de betrokkenen waren pas enigszins gerustgesteld toen een inderhaast opgetrommelde inspecteur hen verzekerde dat de constructie dit nog wel kon hebben.

Waar voor je geld
Zeker is dat Lionel Hampton je altijd waar voor je geld gaf. Dat hield dus in dat je er als muzikant nimmer zeker van was hoe lang een voorstelling zou gaan duren. Benny Powell verving in 1948 trombonist Britt Woodman. "Ik had een contract voor twee jaar getekend," vertelde die laatste. "Maar ik ging eerder weg, na een jaar al, ik trok het niet meer." "Normaal gesproken speelde je in een theater drie of vier shows op een dag," verduidelijkte Powell. "Wij deden er zeven of acht. Het ging zo: de band speelde een set, daarna vertoonden ze een speelfilm en dan kwam er weer een show. Dat waren optredens van een uur. Wij draaiden op een gegeven moment zoveel shows dat ze die speelfilm lieten vallen en daarvoor in de plaats voorfilmpjes gingen vertonen. Tussen twee optredens hadden we dan misschien twintig minuten, vaak was er niet eens tijd om wat te eten."

Tot het eind van zijn leven bleef de Hamp bigbands leiden, al was dat de laatste decennia voornamelijk op ad-hocbasis. De formule bleef in grote lijnen ongewijzigd, al mag de All Star Boogaloo Big Band van 1967 niet onvermeld blijven. Op het North Sea Jazz Festival hebben we tot begin jaren tachtig nog een paar puike edities aan het werk kunnen zien. Zodat we ons toch nog een beetje een beeld hebben kunnen vormen van wat onze ooms en tantes die 24ste maart 1956 was overkomen.