Draai om je oren
Jazz en meer - Artikel



home  
    
    
 

Gaume Jazz 2007
Vrijdag 10, zaterdag 11 & zondag 12 augustus, Rossignol-Tintigny, Gaume, België

Al 23 jaar op rij is Gaume Jazz een ruw diamantje in de wereld der jazzfestivals: kleinschalig, maar ieder jaar weer schitterend geprogrammeerd. De nadruk ligt nog immer op de francofone jazz. Tel daarbij de podia van het Centre Culturel in een kasteeltje, podia en camping in een gigantische kasteeltuin en een prachtig kerkje, sponsoring middels het abdijbier van Orval en enkele essentiële ingrediënten van de toegewijde, intieme maar bovenal ontspannen sfeer bij het publiek zijn geschetst.

door Harold van Grinsven, september 2007

De muzikale opening was in handen van pianist Fabian Fiorini. Laatstelijk op Gaume Jazz nog muzikale gast van Aka Moon had de klassiek geschoolde Fiorini een project mogen samenstellen ter uitvoering van de première van zijn 'Le Voyage de St-Matthieu', op basis van gehoorde overeenkomsten tussen delen van Bachs 'Mattheus Passion' en Duke Ellington. Dat doet al huiveren voor aanvang, maar van verjazzt klassiek was geen sprake. Wel van vaak buitengewoon impressionistisch gecomponeerde uitgesponnen delen waarin soms een lange, etherische weg werd afgelegd van vocale thema's, meestal gedragen door de zowel technisch als qua timbre magnifieke zangeres Barbara Wiernik. De soms heftig rockende syncopische jazzformatie stond bol van het jong eigenzinnig talent. Naast een prima Laurent Blondiau op trompet viel vooral het uiterst eigenzinnige drumwerk van Franck Vaillant op. Impro, elektronische effecten, wiskundige patronen en melodische passages verweefde hij tot een volstrekt eigenzinnig geluid. Dat enkele passages een wat slepende uitvoering kregen woog ruimschoots op tegen de durf en het geslaagde experiment.

Met het vervolgens aantredende Parijse TTPKC & Le Marin in het volgepakte theaterzaaltje volgde meteen een tweede immense verrassing van het festival. In een ongewone bezetting van drie saxen (bariton, tenor en alt) plus drums lieten deze jonge honden vanaf de eerste noot horen waarom zij tot een van Europa's meest veelbelovende bands horen. Van Franse chansons tot experimentele improvisaties met smaakvol gebruik van effectapparatuur; de zaal werd platgespeeld middels een lyrische urgentie gekoppeld aan hypergeconcentreerd uitgevoerde ritmische figuren. Heftige basthema's, een ongewoon swingende en melodisch drummende Antonin Leymarie, maar bovenal de gedreven jonge Adrien Amey (onlangs nog onderscheiden als 'beste solist 2007' bij de EBU European Jazz Competition) verbaasde met een dwingende virtuositeit. Puntje-van-je-stoel-jazz dus, die opwindend en onontkoombaar heftig was als een rockconcert waarbij je het uitschreeuwt na de laatste tonen. Als deze jongens de toekomst van de jazz vertegenwoordigen, dan is er nog hoop!

Een groter contrast met de verjazzte Beatles nummers van artist in residence (gezien de drie formaties waarmee hij dit weekend aantrad) Phil Abraham en zijn octet met het 'Jazz Me Do'-project was nauwelijks denkbaar. De prima instrumentbeheersing van de fine fleur van Brussels traditionele jazzmusici mag echter geen excuus zijn voor het muzakgehalte van de gezellige arrangementen voor bejaarde jazzliefhebbers met inslaapproblemen. Ook het trio waarin Abrahams een dag later optrad, met sterpercussionist Mino Cinelu en een prima Benoît Vanderstrassen op bas, was stoffig. De sprankelende solistische intermezzi op drums en percussie van Cinelu konden daar weinig aan veranderen.

Dan deed de volgende middag Rackham het beter. De licht hippe jazz/pop/rock/ethno-formatie van saxofonist Toine Thys had wederom Laurent Blondiau op trompet in de gelederen, en de jonge rijzende ster Teun Verbruggen op drums. Het optreden bleef evenwel steken in goede bedoelingen. Het geluid was hard en rommelig en de compositorische bedoelingen bleven onduidelijk. Over dus naar het subtiele en intieme samenspel van Jean-Philippe Collard-Neven en Jean-Louis Rassinfosse op respectievelijk piano en contrabas, waarin sensibel samenspel in een intieme instrumentalisering wel weerklank vond.

Maar achteraf bleek de hele dag eigenlijk één lange opmaat naar de hoofdact van de dag, het trio Romano-Sclavis-Texier. Guy le Querrec, de in Afrikaanse fotografie gespecialiseerde Magnum-fotograaf, is als volwaardig bandlid verantwoordelijk voor zowel het maken als vertonen van zijn foto's, en is door zijn beelden de inspirator van de band. Hij was niet aanwezig door persoonlijke omstandigheden, maar des te meer door de op een gigantisch scherm geprojecteerde stortvloed van zijn foto's. Het betreft de Belgische première van hun laatste gezamenlijke meesterwerk, derde in de reeks, 'African Flashback', voortgekomen uit een herordening van Le Querrecs oeuvre, wat zoveel nieuwe inspiratie opleverde dat een en ander opnieuw werd samengesmolten tot wat live niet minder was dan een bombardement der zinnen.

Hier werden simpelweg alle verwachtingen ingelost, bovenal door een ontketende Sclavis. De elegantie van de composities werd ten volle overgebracht, thema's werden met gloedvolle ontroering op majestueuze wijze gespeeld, en de soloruimte werd veelal op verschroeiend emotionele wijze uitgebuit. Praten en trompet blazen door de basklarinet, tranentrekkend sopraanspel, en freejazz overblowing (soms drie tonen tegelijk met boventoon-gepiep): alles kwam voorbij, en richtte zich direct tot het hart. Zelfs een niet-jazzliefhebster in mijn gezelschap (die voor de foto's kwam!) was geheel van de kaart van ontroering, wat gezien de vaak niet geringe complexiteit van de muziek een bewijs is voor de wereldklasse van dit trio.

Arme Jef Neve die hierna het hoofdpodium mocht afsluiten met zijn Trio (met opnieuw Teun Verbruggen). Gestoken in smetteloos wit leek bij rijzende ster Jef enkel nog de roos tussen de tanden te ontbreken, zo romantisch en lyrisch ging dit zeldzame talent van start. Prachtig toucher, een bombardement van noten, en melodische thema’s die aan zoveel kanten worden omspeeld dat oorsprong noch doel van de vorm vaak niet meer achterhaald kan worden. En hoewel Neve’s voorliefde voor een Brad Mehldauiaanse stijl noch immer hoorbaar is leek Neve vanavond alles uit de kast te willen trekken qua muzikaal vocabulaire en rethoriek. Het riep wel vragen op overde urgentie van de muziek, die weliswaar gezwollen klonk maar bodem of authenticiteit ontbeerde. Virtuoos was het zeker, maar ondergetekende maakte het niettemin draaierig, meer nog in de buikstreek dan het hoofd.

Vervreemdend is de term die past bij Duo Fabian Fiorini & Jozef Dumoulin op piano en Fender Rhodes. De heldere frasering van Fiorini verstoord door door de elektronische effecten van Dumoulin, ritmisch en melodisch abstract, dwong tot het zoeken van verbanden. Je mee laten voeren in het donkere universum van dit duo resteert als enige optie. Daarna de talentvolle Scandinavische jonge jazzhonden van JazzKamikaze, die, geïnspireerd door de brutaliteit en humor van cartoons, een soort frisse powerfunkjazz bracht, die iets dubbels pretendeerde. En talentvol is met name de tenorist Marius Neset. De presentatie had iets onbevangens en aanstekelijks voor een jong publiek, maar ook hier ontbeerde diepgang. Hier geen less is more in nummers als 'Speedball', maar zoveel mogelijk noten in een paar minuten blazen. Na de oproep tot meefuiven op de schmierend gearrangeerde Nirvana-cover 'Smells Like Teen Spirit' (what's in a title!) wil je bijkans afsluiten zoals Cobain.

Hoogtepunt van de dag was het all-star project van de Belgisch-Joodse componiste Myriam Alter. Met Joey Baron op drums, bijgestaan door Greg Cohen op bas, naast andere geweldenaars uit de Verenigde Staten, België en Italië. Over smaak valt dan te twisten, over vakmanschap slechts weinig. Soms klassiek van opbouw, met hedendaagse jazz en klezmerelementen gelardeerd, worden eenvoudige thema's en frasen uitgebouwd en zorgvuldig doorgecomponeerd, met gracieuze, bespiegelende stukken tot gevolg. Tegelijk gaven de nummers alle ruimte aan de topsolisten in dit project, zoals de betoverend intonerende John Ruocco op klarinet, de Braziliaanse Jacques Morelenbaum op cello en Italiaanse Belg Pierre Vaiana op sopraansax. En dan Joey Baron, wat kunnen we nog over dit instituut zeggen? De met de hand geroffelde solo's blijven indrukwekkend, maar het is vooral het ogenschijnlijk simpele, terughoudende begeleidingswerk wat zo geraffineerd subtiel klinkt... magisch! Alter zat zelf aan de zijkant van het podium mee te genieten, en wat moet dat genieten zijn, als muziek uit je hoofd zo vertolkt kan worden.

Gaume weet jaar in jaar uit weer gedurfd te programmeren en de hooggespannen verwachtingen in te lossen. Chapeau, Gaume Jazz, tot volgend jaar!