Draai om je oren
Jazz en meer - Artikel



home  
    
    
 

Blue Note Festival 2005

Belgische Blue Note Festival #4 succesvol dankzij programmering, publiek, zon en sfeer!

Samenvatting uit de festivalverslaggeving door Cees van de Ven

Zaterdag 9 juli

Trijntje Oosterhuis (foto: Hans Speekenbrink) Chris Joris (foto: Jos L. Knaepen) Afro Cuban All Stars

Blue Note Festival aan Zee opent zomers

'Summertime, and the living is easy', zong pop- en jazzdiva Trijntje Oosterhuis op de openingsdag van Blue Note Festival aan Zee in De Haan. Ze had gelijk. Het zomerde in het Potinièrepark. Larmoyante jazzklassiekers als 'Good Morning Heartache', 'All Of Me' en 'Summertime' werden door Oosterhuis tot opzwepende grooves gekneed en toen de zangeres een blik Beatles-songs opentrok, had ze het publiek op haar hand.

Percussionist Chris Joris en het gerenommeerde Brussels Jazz Orchestra bereikten via een andere weg hetzelfde resultaat. Joris bracht een selectie uit zijn oeuvre van de afgelopen dertig jaar. Met 'Dance Of The Mulatoes', hier met een gloedvolle solo van tenorist Bart Defoort, keerde hij terug naar zijn eerste opnames met saxofoongoeroe John Ruocco uit 1975. 'June 25', uit zijn bekroonde cd 'Out Of The Night' (2003), was een lamento voor zijn overleden echtgenote op Afrikaanse boog, het broeierige 'Bihogo' kreeg verkoeling met een cooljazz-solo van altist Frank Vaganée. Het publiek kijkt zijn ogen uit bij zoveel klankschalen, steelpans en trommeltjes, en liet zich gewillig meevoeren.

De toon was gezet voor de percussiemeesters van de Afro Cuban All Stars, die hun eerste Belgische concert in drie jaar speelden. De Cubanen kozen niet voor de gemak-kelijkste weg: geen hits als 'Chan Chan' hier, maar doorgecomponeerde stukken son, bolero en mambo. Met tegelschuivers als 'El Cantante' en grooves als '6x8', 'Contradanza' en 'Sentimiento' keerden ze terug naar de tijd van luipaardvellen sofa's en grote vinnen op de koffer van de Buick. Het publiek veranderde prompt in een kluwen dansende muchachas calientes en hombres fuertes.

Zondag 10 juli

Mischa Mengelberg (foto: Cees van de Ven) Andrew Hill (foto: Cees van de Ven) Mingus Big Band

Avant-garde triomfeert in De Haan

Een pittoreske kustgemeente, een zonnig park en drie big bands op het podium? Alle ingrediënten waren zondag aanwezig voor een middag van nostalgisch vingerknippen, maar echte jazzliefhebbers wisten wel beter: met het ICP Orchestra, de Andrew Hill Big Band en de Mingus Big Band met Toots Thielemans hadden het Blue Note Festival en 'Uitblazen' drie grote kanonnen van de avant-garde naar De Haan gelokt. Muziek zonder verkoelend briesje, zonder strandgevoel, zonder compromissen. En dat er ook voor de wat moeilijker muziek nog steeds een publiek bestaat, werd nog maar eens bewezen. Meer dan 2000 bezoekers lieten zich in het Potinièrepark bezweren.

Het ICP Orchestra, de wonderlijke band van pianist Misha Mengelberg en drummer Han Bennink, deelde bij de aanvang meteen zijn visitekaartje uit. Een experimenteel duet tussen de twee stichters gaf het publiek een flinke draai om de oren. Al snel zalfden ze hun luisteraars echter met eigen werk als 'Ktoel', 'Weer Is Een Dag' en 'Kraaloog', Duke Ellingtons 'Perdido' en 'Criss-Cross' van Thelonious Monk. Anderhalf uur lang meanderde ICP door de jazzgeschiedenis, van Franse kamermuziek tot brede Ellingtonia, van de street parades van New Orleans tot het kubisme van Monk, en dat met een speelsheid die zelfs de muzikanten op het podium bij momenten met verstomming sloeg. Nu al is duidelijk dat dit concert bij de hoogtepunten van dit jazzjaar hoort.

Andrew Hill staat niet bekend als een vlotte crowd pleaser, en toch aten de jazzlief-hebbers in De Haan uit zijn hand. Voor de gelegenheid had de man zijn Amerikaanse kwartet (met daarin John Hebert, Grey Tardy en Nasheet Waits) uitgebreid met een select gezelschap van Britse muzikanten. Hill tekende nu eens nauwgezette miniaturen, dan weer woeste uithalen als een kind met een kleurdoos. Met onder meer 'Not Sa No Sa', 'Bellezza Apposita' en 'Faded Beauty greep de man zijn eigen muzikanten én het publiek bij de keel. Niet meteen jazz voor op een zomers terras dus, en dat was precies de bedoeling.

Ook de Mingus Big Band, een orkest dat werd opgericht om de muziek van basgroot-meester Charles Mingus levend te houden, liet er geen gras over groeien. Met het militante 'Fables Of Faubus' schreeuwden ze uit wat ze van monoculturaliteit vinden en ze namen het publiek mee met potige bewerkingen van 'Meditations', 'Paris Blue' en 'Body & Soul'. De temperatuur in de tent steeg nog enkele graden toen Toots Thielemans het podium opkwam voor 'Goodbye Pork Pie Hat', 'Bluesette' (in duet met de doorrookte trombonist Frank Lacy) en 'All The Things You Are'. Toots had niets dan lof: "You guys are burning the way I like it to burn."

"Met meer dan 2000 bezoekers lag de opkomst vandaag nog hoger dan gisteren", zegt Bertrand Flamang, directeur van het Blue Note Festival. "En dat terwijl je dit toch een uitdagende affiche kon noemen: met ICP, Andrew Hill Big Band en de Mingus Big Band hadden we bands op het podium staan waarmee je niet op de grote publieksaantallen mikt. Wie verwacht had dat we zouden mikken op een makkelijke beach-formule, kreeg ongelijk. En je ziet: er is wel degelijk een publiek voor de avant-garde."

Donderdag 14 juli

Robin Verheyen (foto: Jos L. Knaepen) McCoy Tyner (foto: Jos L. Knaepen) Gary Bartz (foto: Jos L. Knaepen)

Zo toegankelijk kan topjazz zijn

De kop is eraf. Met het Robin Verheyen Trio, winnaar van het jongerenconcours Jong Jazz Talent in Gent 2004, trok het Gentse Blue Note Festival zich op gang voor tien concert-avonden vol topjazz. Sinds hij in Gent en op Jazz Hoeilaart werd gelauwerd, is saxofonist Verheyen officieel the next big thing in de Belgische jazz. Samen met bassist Guus Bakker en drummer Toon Van Dionant bouwde hij in alle rust zijn set op, beginnend met de eigen compositie 'Act As A Human Being', een lamento opgedragen aan de slachtoffers van de recente aanslag in Londen. Solo na solo maakte het trio de spieren los, en vanaf 'Ari’s Thing' werden de teugels volledig gevierd. Alternerend tussen sopraan-, alt- en tenorsax pendelde Verheyen tussen introverte melodieën en speelse swing, met Van Dionants 'Closed Backs' en Charlie Parkers 'Segment' als uitschieters. Een uur was wat kort voor een band als deze, die bij het begin van de set wat tijd nodig heeft om warm te draaien.

Veel applaus voor de jonge Verheyen, maar het grote publiek was natuurlijk gekomen voor McCoy Tyner. De legendarische pianist van John Coltrane liet er geen gras over groeien: opener 'Soulstice' swingde dat het een aard had, kreeg een paar klappen om de oren van bassist Charnett Moffett, en werd afgerond met enkele harde stoten van Tyner, die zijn piano nog steeds bespeelt als een beiaardier. De reiziger in Tyner – één van de grondleggers van de wereldmuziek in de jazz – kwam naar boven in 'Mana La Yuca', een compositie op het ritme van een karavaan op doorreis, met afgemeten saxpartijen van Gary Bartz en Ravi Coltrane (zoon ván). Wat volgde was een verfijnde degustatie uit het oeuvre van Tyner zoals: 'Blues On The Corner' uit zijn klassieker 'The Real McCoy', 'Angelina' uit 'Illuminations' en 'Moment’s Notice' uit John Coltrane's meesterwerk 'Blue Train', waarin de blazers even een Caribische feel uitprobeerden en Tyner hen counterde met keiharde stridepiano in de stijl van Willie 'The Lion' Smith. Na het afscheid bleef het publiek vijf minuten lang extatisch om meer vragen. Geen verloren moeite, zo bleek: Tyner en de zijnen bedankten met een stomende versie van 'Fly With The Wind'. De jazzgeschiedenis gebald in anderhalf uur. Zo toegankelijk kan topjazz zijn.

Vrijdag 15 juli

Matthias van de Wiele (foto: Jos L. Knaepen) Don Byron (foto: Jos L. Knaepen) John Scofield (foto: Jos L. Knaepen) Dave Holland (foto: Jos L. Knaepen)

Op de openingsavond van de Gentse Feesten zakten zo'n 2000 mensen af naar de Bijloke voor een stevige portie échte jazz.

Moker had aanvankelijk te kampen met pleinvrees. Het Gentse kwintet van gitarist Mathias Van de Wiele ontwikkelde sinds 2000 een heel eigen stem. De uitwaaierende soundscapes hebben intussen plaats gemaakt voor meer gestructureerde composities met heldere thema's, waarbij de solisten vrijuit hun gang kunnen gaan. Trompettist Bart Maris, qua lopende projecten zowat de octopus van de Belgische jazz, is op dat vlak een grote aanwinst voor de band. Moker was beheerst, goed gearrangeerd, en geneerde zich in al zijn jonge branie niet om lekker te swingen.

Gêne is de New Yorkse tenorist en klarinettist Don Byron geheel onbekend. De man schopt al jaren tegen de schenen van het muzikale en politieke establishment en produ-ceert doorgaans verfijnd, maar niet altijd even toegankelijk werk. In de tent ging dan ook meer dan één wenkbrauw de hoogte in toen de man zin bleek te hebben in een set vol toegankelijke standards. Opener 'Lefty Teachers At Home' uit zijn jongste cd 'Ivey-Divey' bracht voettappend een eerbetoon aan tenorist Lester Young, en John Coltrane's 'Giant Steps' kreeg aanvankelijk een heel speels arrangement mee, als was het een aftelrijmpje. Halverwege sloeg de stemming echter om: Byrons verbluffende pianist George Colligan stak het vuur aan en trok de band in een hogere versnelling. Een songselectie als 'Body & Soul' en 'Freddy Freeloader' is bezwaarlijk verrassend te noemen, het samenspel tussen Byron, Colligan, bassist Lonnie Plaxico en drummer Billy Hart was dat gelukkig wel.

Het publiek was goed opgewarmd voor wat voor velen hét concert van de avond zou worden. Gitarist John Scofield bracht voor de tweede keer een bezoek aan De Bijloke. Zonder aangekondigde Steve Swallow maar met Dennis Erwin op bas, Bill Stewart op drums en de fantastische Chris Potter op tenorsax bracht Sco een dwarsdoorsnede van zijn werk van de voorbije tien jaar. Nu eens wrang boppend, dan weer intimistisch maar altijd in strakke samenspraak met Potter, werkte hij zich door stukken als 'Groove Elation', 'Six And Eight', Potters breekbare 'Migrations' en een heel breekbare versie van Ray Charles' 'Georgia On My Mind', geplukt uit zijn pas verschenen tribute aan de soul-meester.

Afsluiter Dave Holland bevestigde nog maar eens waarom hij de jongste jaren de polls van de Amerikaanse vakbladen aanvoert. De legendarische bassist hanteert zijn dertien-koppige big band als een extra instrument bij zijn gevierde kwintet, en weet als geen ander hoe je zo'n groot ensemble rustig kunt laten ademen. Wegens zijn engagement bij Scofield werd vaste waarde Chris Potter vervangen door Marc Turner – meteen ook een van de sterkste solisten van de avond. Holland opende met de flinke swing van 'Bring It On', de openingstrack uit zijn jongste cd 'Overtime', en putte voor de rest van de set uit 'Not For Nothing', 'What Goes Around' en 'Points Of View'. De ene keer groots en meeslepend, een andere fragiel. Holland is pure klasse.

Zaterdag 16 juli

Ben Sluijs (foto: Jos L. Knaepen) Bert Joris (foto: Jos L. Knaepen) Richard Galliano (foto: Jos L. Knaepen) Dee Dee Bridgewater (foto: Jos L. Knaepen)

Jazz tussen Buenos Aires en Parijs

Jarenlang leidde altsaxofonist Ben Sluijs een van de beste jazzkwartetten van België, aan de zijde van pianist Erik Vermeulen, bassist Piet Verbist en drummer Eric Thielemans. Na acht jaar zette hij een punt achter de samenwerking, en ging in zee met tenorist Jeroen Van Herzeele, de Sardische bassist Manolo Cabras en de Tsjechische drummer Marek Patrman. Een ongewone samenstelling, die combinatie van alt- en tenorsax, die in de jazzgeschiedenis niet zo vaak voorkomt. Hun eerste cd 'True Nature' liet begin dit jaar al een goed ingespeelde groep horen waarin de lyrische alt van Sluijs en de viriele tenor van Van Herzeele elkaar uitstekend in evenwicht houden in avontuurlijk opgebouwde, eigen composities. In een goedgevulde tent bleek hoezeer het kwartet op enkele maanden tijd nog is geëvolueerd. Composities als 'Earth', 'Wide', 'Unlike You' en 'Mali' illustreerden de perfecte balans tussen Sluijs en Van Herzeele met helder gearrangeerde thema's en narratieve solo's. Een band met geduld en een lange adem.

Het Bert Joris Quartet, met Dado Moroni (piano), Philippe Aerts (bas) en Dré Pallemaerts (drums), is bij ons zelden te zien maar áls de gelegenheid zich voordoet, is het een ware traktatie. Joris geniet erkenning in heel Europa als een zeer gevoelige, lyrische trompet-tist, maar ontpopte zich in De Bijloke zowaar tot een waaghals. Met 'Blue Alert', 'It Is My Time' en 'To Philip' bijvoorbeeld putte hij gul uit zijn eigen catalogus, en hij genoot zicht-baar van het samenspel met de sterkste ritmesectie van ons land. Samengevat: ingetogen, vlammend en grijnzend van het speelplezier.

Het absolute hoogtepunt van de dag kwam van de Franse accordeongigant Richard Galliano. De leerling van Astor Piazzolla presenteerde met zijn NY Trio (Scott Colley als vervanger van Larry Grenadier op bas, Clarence Penn op drums) een wonderlijke melange van stijlen. Wie anders is in staat om zelfgeschreven walsen en tango's als 'Waltz For Nicky' en 'Sertaõ' aan Thelonious Monks 'Ruby, My Dear' te koppelen en in één moeite over te stappen van bebop naar 'Gnossienne n°1' van Satie? Met een solo-uitvoering van 'Historia De Un Amor' van Carlos Armaran, een huwelijk tussen tango en een fuga van Bach, liet hij het publiek stomverbaasd achter.

Heel anders maar even eigenzinnig was het concert van Dee Dee Bridgewater. Nu eens flirtend met het publiek, dan weer met grote zin voor drama bracht ze een selectie uit haar jongste cd 'J’ai Deux Amours' – een ode aan de grote Franse chansonniers, van wie verschillende songs klassiekers van het vocale jazzcircuit zijn geworden. 'Ne Me Quitte Pas' van Brel kon niet ontbreken, 'La Vie En Rose', 'Et Maintenant' en 'Les Feuilles Mortes' evenmin. En het publiek at uit haar hand.

Zondag 17 juli

Jef Neve (foto: Jos L. Knaepen) Terence Blanchard (foto: Jos L. Knaepen) Philipe Catherine (foto: Jos L. Knaepen) Charlie Haden (foto: Jos L. Knaepen)

Verfijning tussen de perelaars

Na het Belgische expressionisme en de Franse romantiek van zaterdag maakte het Blue Note Festival zich zondag op voor vier concerten vol esthetiserende luistermuziek. Geen galmende blazerssecties, geen grooves, maar een avond van subtiele vertellingen. De jonge Belgische pianist Jef Neve heeft daar een patent op en was met zijn trio (Piet Verbist op bas, Teun Verbruggen op drums) dan ook een evidente keuze om de festival-dag te openen. Neve staat intussen te boek als één van de aankomende groten van de vaderlandse jazz en sprong om 16.30 uur meteen in het diepe met slechts twee bekende eigen composities; de rest was nieuw materiaal dat pas in het najaar zal worden op-genomen. Neve en de zijnen brachten een opvallende stevige set, al zal de pianist natuurlijk nooit zijn fluwelen, wat melancholische toets verliezen.

Van trompettist Terence Blanchard, van nature een neoclassicus maar sinds zijn jongste cd 'Flow' in een behoorlijk progressieve bui, werd verwacht dat hij in De Bijloke zijn cd zou voorstellen, maar hij gooide het over een andere boeg. Samen met zijn vrij onbekende band opende hij met 'Transform' uit zijn vorige cd 'Bounce', riep met 'I Thought About You' meesterlijk de geest van Miles Davis ten tijde van 'L’Ascenseur Pour l’Echafaud' op, sloeg een donkere zijstraat in met 'Wadagbe', een opzwepende compositie van zijn Afri-kaanse gitarist Lionel Loueke, en pakte de zaal ten slotte helemaal in met 'Harvesting Dance'. Superprofessioneel en toch niet glad zijn, het is weinigen gegeven.

De tweede helft van de avond bestond uit twee quasi-orkestrale opvoeringen. De eerste kwam van het Philip Catherine Guitar Orchestra. Belgiës grootste gitarist had van het Blue Note Festival carte blanche gekregen en opteerde voor een concert met vijf gitaristen. Peter Hertmans, Pierre Van Dormael, Quentin Liégeois en Victor Da Costa kregen één grote opdracht mee: dit mocht géén grote jamsessie worden. Daarom schreef Catherine fijnzinnige arrangementen van eigen composities uit de voorbije dertig jaar. Onder meer 'Pourquoi?', 'Petit Et Grand Nicolas' en een klauwende 'Tiger Groove' passeerden de revue. Uniek waren de uitvoeringen van 'Noburl' en 'Bea' – letterlijk, want geen van beide stukken had Catherine ooit live gespeeld.

Freejazzlegende Charlie Haden onderhoudt al jaren een liaison met Mexico en Cuba, en bracht met zijn jongste project 'Land Of The Sun' een ode aan de Mexicaanse componist Jose Sabre Marroquin. De bewerkingen van diens composities 'De Siempre', en 'Canción De Cuna' leverden weidse solo's van altist Miguel Zenon en tenorist Tony Malaby op, maar het publiek in Gent viel natuurlijk nog het meest voor de vederlichte toets van pianist Gonzalo Rubalcaba. Mijlenver verwijderd van Hadens doorbraak bij Ornette Coleman, maar daarom niet minder boeiend.

Maandag 18 juli

Stefano Di Battista (foto: Jos L. Knaepen) Eric Legnini (foto: Jos L. Knaepen) Joost Zweegers (foto: Jos L. Knaepen) Ewout Pierreux (foto: Jos L. Knaepen)

De dag en de das van Joost Zweegers

Met een special night bracht het Blue Note Festival op maandagavond een hulde aan twee iconen van de jazzgeschiedenis: altsaxofonist Charlie 'Bird' Parker en trompettist Chet Baker. Bird is dit jaar vijftig jaar dood, en voor die gelegenheid waagde de Italiaanse saxofonist Stefano Di Battista zich aan een ode aan de meester. In het verleden had hij al zijn hoed afgezet voor zijn grote voorbeelden Art Pepper, Cannonball Adderley en Johnny Hodges, maar van Parker was hij tot nog toe afgebleven. De koudwatervrees was onterecht, want samen met pianist Eric Legnini, bassist Rosario Bonaccorso en drummer André Ceccarelli bracht hij een geslaagde, zeer gevarieerde set. Een plagerige versie van 'A Night In Tunisia' werd afgewisseld met gevoelige balladerie, Coltrane's 'Resolution', en een opwindende one-night stand met 'Donna Lee'. Een ter plaatse verzonnen, speels arrangementje van 'Mack The Knife' rondde de set af. Een knap concert en hulde voor Di Battista en co, die voor de tweede keer op het Blue Note Festival stonden.

Het slotconcert, Joost Zweegers sings Chet Baker, was voor velen op voorhand één van de grote vraagtekens van het Blue Note Festival. Hoe zou een succesvolle popartiest de nalatenschap van een van de populairste jazzmusici aanpakken? Alle elementen waren aanwezig om er een succes van te maken: niemand minder dan Frank Vaganée, artistiek leider van het Brussels Jazz Orchestra, had de arrangementen voor het project geschreven en had met Bert Joris (trompet), Ewout Pierreux (piano), Jos Machtel (bas) en Martijn Vink (drums) een ijzersterke band samengesteld. Zweegers ontgoochelde niet. Tijdens 'Born To Be Blue', 'But Not For Me' en 'Come Rain Or Come Shine' speelden de zenuwen hem blijkbaar nog wat parten, maar zodra hij bij 'Let’s Get Lost' zijn das los-knoopte, kwam de echte Zweegers naar boven. 'There’s A Lull In My Life' en 'Old Devil Moon' onder andere lieten een bevrijd muzikant horen die zich perfect in zijn rol had in-geleefd zonder in de opengeklapte val van de imitatie te trappen. "Tot slot een nummer dat Chet nooit heeft opgenomen," grijnsde Zweegers. "Ik wou het eindelijk niet doen, maar Bert Joris heeft me ertoe overgehaald." Waarop een opmerkelijke versie van Novastars 'Never Back Down' volgde. Bert Joris had gelijk.

Woensdag 20 juli

Dorana Albert (foto: Jos L. Knaepen) Lizz Wright (foto: Jos L. Knaepen) Cassandra Wilson (foto: Jos L. Knaepen) Salamon Burke (foto: Jos L. Knaepen)

Hoe een lapdance de blues verjoeg

Het was wat vroeg op de dag voor de dames en heren van Briskey, maar dat kon de pret niet drukken. De band van Gert Keunen (docent Popgeschiedenis aan de Fontys Rock Academy van Tilburg, popjournalist, producer, turntablist, en wellicht vergeten we dan nog enkele bijberoepen) putte uitgebreid uit de cd 'Cucumber Lodge' en jawel: live klonk het allemaal nog een stuk opwindender. Het project is gegroeid uit de scene rond Saint Germain, maar is op het podium stukken creatiever. Dat kan ook moeilijk anders met Nic Roseeuw (saxen), Bart Maris (trompet), Kristof Roseeuw (contrabas) en Isolde Lasoen (drums en vibrafoon) in de band – zowat de kern van al wat hip is in Gent en verre omstreken. Zangeres Dorona Alberti, een ontdekking van Keunen op de bekende Rock-academie van Tilburg, maakte het geheel áf.

De verwachtingen voor het concert van zangeres Lizz Wright waren hooggespannen. De 25-jarige zangeres maakte twee jaar geleden een droomdebuut met het jazzy 'Salt' op het Verve-label, dat koste wat het kost een tegenhanger voor Norah Jones in huis wou halen. Twee jaar later heeft Wright de druk van die vergelijking van zich afgeworpen, en schudt ze geurende cocktails van blues, soul en singer-songwriting. Liefhebbers van 'Salt' bleven dankzij songs als 'Eternity', 'Silence' en 'Lead The Way' niet op hun honger zitten. De nieuwe fans konden dan weer genieten van puike versies van 'Taste Of Honey' of de verpletterende Neil Young-cover 'Old Man'. Lizz Wright barst van de klasse, en het goede nieuws is: ze zit nog niet aan haar plafond.

Wright was niet weg te slaan uit de coulissen tijdens het concert van Cassandra Wilson – een vrouw met wie ze behalve haar stemtimbre ook haar liefde voor de blues deelt. Wilson was in topvorm, amuseerde zich kostelijk en stelde een setlist samen van schier onverenigbare songs. Of hoeveel mensen kent u die 'Lay Lady Lay' van Bob Dylan, 'I Want To Be Loved' van Muddy Waters, Stings 'Fragile' en Bob Marley's 'Redemption Song' zó naar hun hand kunnen zetten? Wilson zorgde tijdens 'Wichita Lineman' in haar feest-stemming trouwens voor het beeld van de dag: vooraan op het podium, net voor haar microfoonstandaard, stond haar lege paar schoenen. Wilson zelf was enkele meter verderop te vinden, schaterlachend en blootsvoets rondtollend. Knappe jongen die zo'n set overtreft.

Een man als soullegende Solomon Burke laat zich met zijn 200 kilo echter niet zo makkelijk intimideren, en deed gewoon waar hij steengoed in is: een party organiseren met songs die de hele geschiedenis van de blues en de soul doorlopen. 'Diamond In Your Mind' van Tom Waits, 'Soul Searchin’' van Brian Wilson, een medley van Little Richard-klassiekers… Het zijn maar een paar hoogtepunten van een anderhalf uur durende show met een menselijke berg, een klok van een stem, een hoerenrode troon, 144 rode rozen en 50 dansende festivalgangers op het podium in de hoofdrollen. Eén bezoekster bedankte King Solomon met een lapdance. Burke, vader van 21 kinderen, kon het uitermate appreciëren.

Donderdag 21 juli

Nouvelle Vague Louie Vega Tony Joe White Vaya Con Dios

Van aangestampte aarde tot hoogpolig tapijt

Op de nationale feestdag loopt Gent aardig vol, en op het Blue Note Festival was dat niet anders. Op zulke dagen kom je soms vreemde vogels tegen. Die van Nouvelle Vague, bijvoorbeeld. Is de new wave eindelijk dood, reanimeren ze die door er bossanova-versies van te maken. Na een geslaagde doortocht in Culture Club eerder dit jaar kozen de producers Marc Collin en Olivier Libaux ook op De Bijloke hun favoriete songs tussen Joy Division en XTC uit, weekten er de punk- of new wave-stempel af en lieten de songs zingen door twee frêle zangeresjes. Samen kirden ze zich een weg door onder meer 'Too Drunk To Fuck' (The Dead Kennedys), 'A Forest' (The Cure). Behoorlijk sexy allemaal, al verdraagt een act als deze niet zo goed het daglicht.

Daar hadden Louie Vega en zijn Elements Of Life absoluut geen last van. Met zijn negenkoppige band werkte het brein achter Men At Work zich door een meeslepende set vol diepe soul, R&B en Santana-eske latin rock, en putte gul uit de cd 'Elements Of Life'. Tussendoor toog de band met schaar en lijm aan het werk voor een collage van samba, Afrikaanse jazz en soca, en mixte de uitstekende zangeres Anane vlotjes Engelse, Spaanse, Franse, Kaapverdische en Yoruba teksten tot een kosmopolitische cocktail. Vega zelf stond duidelijk te genieten en kroop na het concert meteen achter zijn laptop voor een boodschap op zijn website: 'The crowd was more sophisticated musically than other concerts we've done. It was a jazz crowd sprinkled with EOL heads. They enjoyed the show and ended once again with an encore. Blue Note Festival in Gent rocked!'
Zo hoort u het eens van een ander.

Minder toeters en bellen maar daarom niet minder intens: het concert van Tony Joe White. 'It is true she was quite voluptuous. It is true she had eyes for me', zong de Swamp Fox. Waarna een vertelling van anderhalf uur volgde over lepe vrouwen, eenzame mannen en spannende ontmoetingen tussen de swamps van Louisiana. Songs als 'Ice Cream Man', 'Polk Salad Annie' (ooit een hit voor Elvis) en 'Steamy Windows' (zijn top-succes met Tina Turner) gingen er bij het publiek in als koek. Eén gitaar, één drumkit (geen bas in deze band), en één mondharmonica die als de Mississippi door De Bijloke schoof. Zo simpel kan een goed concert zijn.

De omschakeling naar de topact van de avond, Vaya Con Dios, was groot maar lang niet onaangenaam. Een groepssound als hoogpolig tapijt en gigantische luchters op het podium maakten van de doortocht van Dani Klein en haar band een warme soirée in een chic salon. Klein was duidelijk in haar sas én prima bij stem, en stelde met 'No One Can Make You Stay' en 'Don’t Deny' het recente album 'The Promise' aan het publiek voor. Dat sloot de zangeres hartelijk in de armen, en trok haar nog steviger tegen de borst toen de groep met 'Don’t Cry For Louie', 'Just A Friend Of Mine' etcetera een blik wereldhits aan-brak. Vrienden voor het leven heet zoiets.

Vrijdag 22 juli

Young Blood Brass Band Medeski, Martin & Wood Erik Truffaz

"U bent een juist publiek"

Youngblood Brass Band en België, het is een verhaal apart. Zeven homies uit Wisconsin, die hun inspiratie halen bij de Dirty Dozen Brass Band, Braziliaanse capoeira-songs en spoken word, vinden België de fijnste plek van Europa, namen hun nieuwe live-cd 'Live.Places' deels op in de Brusselse AB en vinden de Gentse Feesten cooler dan 'South By South West' in Texas. Respect! Drummer/vocalist David Henzie-Skogen kon naar eigen zeggen nauwelijks geloven dat hij op het Blue Note Festival tussen al zijn helden mocht optreden, bedankte met vlammende versies van 'March', 'Nuclear Summer' en meer uit hun nieuwe cd en gooide er nog halfdronken uitvoeringen van de traditionals 'St. James Infirmary' en 'I’ll Fly Away' bovenop. Youngblood was dreunend, militant, en schuins-marcherend.

Medeski Martin & Wood, zonder twijfel een van de hipste avant-jazzbands van de afgelopen tien jaar, pakten de zaken subtieler aan. Wie een dance-set had verwacht, had het mis. Bedolven onder een berg van instrumentarium zocht MMW zich tijdens de eerste helft van het concert improviserend een weg langs soundscaping, bluesrock, klassiek jazztrio en deep house. Nadien volgden herkenbaarder snoepjes: het akoestische 'Anonymous Skulls' uit hun jongste cd 'End of the World Party', 'Who The Fuck' van PJ Harvey, 'Queen Bee' en 'Uncle Chubb' uit de doorbraakplaat 'Notes From The Under-ground' (1992). Noem MMW geen jamband. Dit is in navolging van Misha Mengelberg en zijn ICP Orchestra meer een instant composers pool.

Ook Erik Truffaz en zijn Ladyland Quartet namen het publiek mee op een trip. Niet naar de kelders van New York, wel naar Noord-Afrika. Live klinkt Truffaz als de soundtrack bij een reis van de late Miles Davis naar Tunesië: zinderende vergezichten, Hendrixiaanse uit-halen van gitarist Manu Codjia en die typisch Arabische vibrato van zanger/dichter/blues shouter Mounir Troudi. Net als op de cd 'Saloua' bracht het kwartet een apotheose van zeven jaar van muzikale evolutie, waarin Truffaz' vroege breakbeats, zijn fascinatie voor Miles en zijn passie voor de woestijn samenkwamen. 'Ines', 'Parlophone' en 'Bending New Corners' bijvoorbeeld deden de temperatuur in de concerttent een graad of twintig stijgen. De zaal was dan ook uitstekend opgewarmd voor 'The Herbaliser'. Met hun mediumtempo beats, raak gekozen jazz- en funkthema's, zuinige scratching en hier een daar een rap eisten bassist Jake Wherry, turntablist Ollie Teeba en hun zeven cafémaats hun kroon terug als heersers van de Londense cross-over scene. Met 'Who’s The Realest', 'Moon Sequence', 'Failure' en zo meer maakten ze van de concerttent een sleazy club in de rand van Londen. Dig!

Klik hier voor foto's van festivalfotograaf Jos L. Knaepen.

Kijk op de website Flickr voor meer foto's: part 1 en part 2.