Draai om je oren
Jazz en meer - Artikel



home  
    
    
 

Benjamin Herman brengt jazz terug op de dansvloer

De VPRO/Boy Edgar Prijs gaat dit jaar naar altsaxofonist en orkestleider Benjamin Herman. Herman is de spin in het web van de wederzijdse invloeden van jazz, hiphop en dance, zoals die de laatste tien, vijftien jaar gestalte krijgen op de trendy dansvloeren.

door Eddy Determeyer, mei 2006

Benjamin Herman (37), de flamboyante altsaxofonist en leider van de New Cool Collective Big Band, heeft de VPRO/Boy Edgar Prijs 2006 gekregen. Deze belangrijkste Nederlandse jazzonderscheiding, bestaande uit een wisselplastiek van Jan Wolkers en een bedrag van 12.500 euro, werd hem woensdag 26 april in het Amsterdamse Bimhuis overhandigd. De jury noteerde in haar rapport: 'Hij heeft met zijn New Cool Collective bereikt dat hij niet alleen bekend is binnen de jazzscene, maar ook op veel enthousiasme kan rekenen van een breder publiek van (pop-)muziekliefhebbers. Gezien de beperkte populariteit van jazz is dit een verdienste, als je speelt met de intensiteit en de integriteit die hoort bij jazzimprovisatie. Belangwekkend hierbij is dat hij een brug heeft geslagen naar een jong publiek.'

Dat Benjamin inderdaad niet een obscure improvisatiekunstenaar is, die vooral appelleert aan de resterende gelovigen in jaren zestig-free jazz, blijkt wanneer hij bepakt en bezakt het Rotterdamse Rotown binnenstapt. Het duurt een paar minuten voordat hij alle handen heeft geschud en we ons in een rustig gedeelte van het trendy etablissement achter een biertje kunnen terugtrekken.

BMW of Yab Yum
Hem kennende zal Benjamin Herman het geld niet in een BMW investeren, of in Yab Yum. Hij gaat het gebruiken om cd's uit te brengen met organist Carlo de Wijs en de Engelse pianist Stan Tracey. Dat doet hij tegenwoordig op zijn eigen label Roach Records, dat gedistribueerd wordt door Dox. Collega-saxofonist Bart Suèr runt Dox. "Want als je op al die idioten moet gaan wachten, bij de jazz-platenmaatschappijen..." zegt hij misprijzend. Hij heeft een slechte nasmaak overgehouden aan zijn eerdere cd-producties, die bij commerciële firma's verschenen. "Ik vind het zó prettig om iemand op te kunnen bellen, van 'hé, hoe gaat het?' Dat je precies weet met wie je aan het praten bent, niet iemand met een geheime agenda. Ik vind het ook prettig om met mensen te werken die, als het niet goed gaat, ook zéggen dat het niet goed gaat. En dat is met die platenmaatschap-pijen mijn ervaring geweest: het is altijd van 'hé, het gaat te gek, het gaat fantastisch en we hebben dit voor je in petto en we gaan dat met je doen.' En uiteindelijk komt daar geen hol van terecht. Bovendien: van Nederlandse jazzartiesten worden doorgaans enkele honderden tot enkele duizenden cd's weggezet. Dan kun je dat beter in eigen hand houden. Wanneer je dat, op een meer bescheiden schaal, een beetje slim aanpakt, hou je er uiteindelijk misschien zelfs meer aan over."

Spuitend en kickend
Later op de avond zal blijken, dat Hermans big band nog onverminderd de meest spuitende en kickende grote formatie van het land is. De ritmesectie is van alle markten thuis, maar stampt het meest onbesuisd in latin grooves en Afrikaanse highlife-patronen. Het evenwicht tussen de solisten, die ruim baan krijgen en de messcherpe arrangementen is voorbeeldig.

Opvallend is, dat stijlen als drum 'n bass, die normaal gesproken uit-sluitend in de studio gedijen met behulp van stapels elektronica, in de New Cool Collective live worden gereproduceerd, dus zonder de hulp van drumcomputers of andere synthesizers. "Omdat we altijd geprobeerd hebben de elektronica buiten de deur te houden, de elektronische ritmesectie. We zijn er niet vies van, alleen, ik wil niet dat je met sequencers moet werken, dat je op een knop moet druk-ken als je van richting wil veranderen. Het heeft toch veel beper-kingen, hoor. Het lijkt misschien niet zo, maar als je dus echt veel speelt met elkaar, dan wordt zo'n computer echt – da's gewoon niet leuk. Ik heb het vaak gedaan hoor, met andere mensen. En ik vind er gewoon geen reet aan." Het is juist leuk en uitdagend, betoogt de orkestleider, om die elektronische effecten, dat onmogelijk snelle geratel van de synthi-snaartrommel, akoestisch tot stand te brengen. "Dat vind ik ook de grote kwaliteit van de band, het is gewoon echt, het is live. Qua geluid is het een stuk lastiger om datzelfde effect te krijgen, maar het is wel een stuk gaver om mee te maken. Dat is wel wat anders dan iemand die op 'n voetpedaal trapt en dat er dan 'n snoeihard drum 'n bassritme uitkomt."

Dat moderne gedoe
Toen Benjamin Herman met zijn New Cool Collective begon, in 1994, als huisorkest van de populaire Jazz Bop-avonden van deejay Graham B, waren de reacties van met name de oudere generatie jazzmuzikanten niet onverdeeld positief. In hun oren was het weinig meer dan een teruggrijpen op de jaren zestig-souljazz van mannen als Lou Donaldson, Horace Silver en Oliver Nelson. Die periode was ongetwijfeld een inspiratiebron voor Herman en de zijnen, maar latere ontwikkelingen waren evenmin onopgemerkt aan hen voorbijgegaan. Trip hop, latin boogaloo en lounge hadden eveneens hun sporen achter-gelaten. Vandaar dat Piet Noordijk, de Nederlandse nestor van de bopsaxofoon, zich een aantal malen achter de oren krabde toen Herman hem vroeg als gastsolist bij het orkest te komen spelen. De bandleider heeft de beste herinneringen aan die samenwerking: "Op een gegeven moment hadden we een optreden in Panama in Amsterdam met hem gere-geld. Dat was de eerste keer en we waren allemaal heel erg blij en nerveus dat hij zou komen. 'n Vrij late gig. En toen belde hij twee dagen van tevoren af. Hij zei: 'Ja, weet je, dat moderne gedoe, dat moet ik niet doen, daar ben ik te oud voor. Dat moet jij maar doen.' Ik zeg: 'Piet, dat kán niet, want de posters hangen al allemaal overal in de stad.' Nou ja, hij had er geen zin in: het was niet een normale big band in een concertzaal of zo. Het was echt in zo'n kroeg. Nou, geen kroeg, maar uitgaanscentrum. Panama. Toen heb ik als een gek allemaal dingen voor 'm gekopieerd en naar hem toegebracht, van 'luister nou eens even, want dit is echt helemaal niet zo ver van je bed als je denkt.' Oké, kwam hij toch. En hij heeft het dak er hélemaal van afgespeeld. Die hele big band echt helemaal op z'n reet van hoe hij speelde. Ja, hij vond het verschrikkelijk leuk, bleef ook hangen na afloop. Als hij dat ding aan z'n bek zet laat hij er geen gras over groeien, het is zo rechtdoorzee wat hij speelt, zo authentiek. En dat is waanzinnig."

Onverkwikkelijke ruzies
Wat we de laatste jaren in de Nederlandse jazz zien, is een toe-nadering tussen de generatie van de vrije improvisatiemuziek van de jaren zestig en zeventig en de jongere garde, die een gedegen conservatoriumopleiding heeft (Ben Herman studeerde cum laude af). De onverkwikkelijke ruzies, vaak om de verdeling van subsidiegelden, zoals die het beeld 25 jaar geleden bepaalden, behoren tot het ver-leden. Ook al daar er hoegenaamd geen subsidiegelden meer te ver-delen zijn in het huidige gezonde no-nonsense tijdperk. Zo speelt Benjamin frequent met pianist Misha Mengelberg en drummer Han Bennink, die een generatie ouder zijn. Terwijl hij ooit, in het begin van zijn professionele loopbaan, een stevige aanvaring heeft gehad met Mengelberg. Die was toen voorzitter van de SJIN, de Stichting Jazz en Geïmproviseerde Muziek in Nederland, die over de verdeling van de subsidies ging. "Zat ik daar, met gitarist Maarten van der Grinten, met het hele SJIN-bestuur. Ik zat daar en ik dacht: dit slaat helemaal nergens op. Misha zat aan de andere kant van de tafel en ik was een grote fan van Misha, maar die was voorzitter van de SJIN. Terminologie, daar ging het over. Maar ik wilde met Misha praten over wat hem muzikaal bezighoudt."

Allemaal lange noten
Inmiddels dient de volgende generatie zich aan en mag Herman zich zo langzamerhand Benjamin senior noemen. Want Benjamin van Gelder en Joris Roelofs, teenagers, laten momenteel van zich spreken. "Als je wilt blijven werken moet je keihard studeren. Die kleine gasten spelen goed, da's echt niet normaal. Dan ga ik naar hun concerten kijken
en naar hun opnamen luisteren en dan weet ik: ik moet dít studeren en dát moet ik doen. Zodat ik de volgende keer dat ik met mensen werk die met hen spelen niet hoef te zeg-gen: 'Ja, maar dat stuk vind ik stom, dat wil ik niet.' Of dat ze zeggen dat ze een stuk in 7/8 willen doen en dat ik dan moet zeggen dat ik dat niet kan."

Studeren zal perfectionist Benjamin Herman zijn hele leven wel blijven doen – al schiet het er door zijn drukke agenda wel eens een dagje bij in. Dat was hij al gewend toen hij als jong broekje auditie deed bij de harmonie van Zaandijk en afgewezen werd, aangezien hij geen mooi recht klassiek geluid had, "terwijl ik de héle dag saxofoon studeerde, alle-maal lange noten." Dat is ook de jury van de VPRO/Boy Edgarprijs niet ontgaan. Die roemt zijn nimmer aflatende drive, zeer goede techniek en prachtige toon.